Nummer 23/37912/SGA
Betreft [verzoeker]
Datum 18 december 2023
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van
[verzoeker] (hierna: verzoeker)
1. De procedure
Verzoekers raadsman, mr. T.S. van der Horst, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van de locatie Roermond (hierna: de directeur) om verzoeker na ieder advocatenbezoek (stelselmatig) te visiteren.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift.
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Namens verzoeker is aangevoerd dat hij (op grond van intern beleid) stelselmatig en zonder gebruik van de randomizer wordt gevisiteerd na advocatenbezoek. Onder andere op
13 december 2023 is hem medegedeeld dat hij verplicht is daaraan mee te werken en dat hem anders een disciplinaire straf wordt opgelegd. Op e-mailberichten van verzoekers raadsman met het verzoek het intern beleid (ten aanzien van verzoeker) aan te passen, heeft de directeur niet gereageerd. Ondanks de stelselmatige visitaties is tot op heden geen contrabande bij verzoeker aangetroffen. Ook is er geen reden aan te nemen dat verzoekers advocaat misbruik maakt van zijn bij de wet geregelde bijzondere positie. Vanwege verzoekers lopende strafzaak en detentieaangelegenheden wordt hij regelmatig bezocht door zijn advocaten.
Uit de stukken begrijpt de voorzitter dat verzoeker na ieder advocatenbezoek structureel door het personeel wordt gevisiteerd in verband met zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM). De directeur heeft slechts aangevoerd dat het personeel dit doet conform de Circulaire GVM d.d. 16 juli 2021. Op grond van die circulaire kan verzoeker in het kader van zijn GVM-status de toezichtmaatregel ‘Visitatie na bezoek en op indicatie’ worden opgelegd. Uit de schriftelijke mededeling van de aan verzoeker opgelegde toezichtmaatregelen in het kader van zijn GVM-status volgt echter dat een dergelijke toezichtmaatregel hem niet is opgelegd. De voorzitter is ook niet gebleken dat na ieder advocatenbezoek een afweging plaatsvindt of een visitatie op dat moment al dan niet noodzakelijk is. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is verwijzing naar de voornoemde circulaire hiervoor onvoldoende.
Nu verder onweersproken uit de stukken volgt dat verzoekers advocaten hem regelmatig bezoeken, is – nog steeds naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – aannemelijk geworden dat sprake is van een overschrijding van de in de jurisprudentie van de beroepscommissie vastgestelde aanvaardbare frequentiegrens van gemiddeld twee visitaties per maand (zie bijvoorbeeld RSJ 24 mei 2022, 20/16615/GA en RSJ 14 november 2023, 22/27770/GA). De directeur heeft daarvoor geen toelichting gegeven.
Gelet op het voorgaande acht de voorzitter de bestreden beslissing zodanig onredelijk en onbillijk dat het verzoek zal worden toegewezen.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
Deze uitspraak is op 18 december 2023 gedaan door mr. L.C.P. Goossens, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.
secretaris voorzitter