Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/35345/GM, 8 januari 2024, beroep
Uitspraakdatum:08-01-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/35345/GM
    
            
Betreft    [klager]
Datum    8 januari 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Heerhugowaard (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij – ondanks zijn ziekte en eerder afgegeven indicatie in een voorgaande PI – in de PI Heerhugowaard geen indicatie heeft voor een eenpersoonscel (EPC).

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager gehoord op de digitale zitting van 7 december 2023.
De inrichtingsarts heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen.
Drs. A.A.J. Jeurissen, lid van de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft eerder verbleven in JC Zaanstad in de periode van 30 augustus 2020 tot 21 december 2020 waar hij een indicatie had voor een EPC vanwege zijn ziekte van Crohn, terwijl zijn klachten toen niet zo erg waren als nu. Klager heeft ook hyperventilatieklachten. Klager krijgt inmiddels om de zes weken dubbele medicatie via het infuus in het ziekenhuis. Er zijn ook poliepen bij hem ontdekt. Klager heeft vaak bloed tijdens de ontlasting en hij gaat vaak naar het toilet en moet die dan telkens schoonmaken. Klager kampt dagelijks met klachten en pijn en dubbel zitten verergert het alleen maar door schaamte en stress. Hij laat veel winden wat vervelend is voor zijn celgenoot. Als de medische dienst zijn medisch dossier nauwkeurig had doorgenomen, hadden ze gezien dat hij al een indicatie voor een EPC had gekregen. 
Klager heeft ter zitting aangegeven dat hij sinds maart 2023 op een EPC verblijft, maar dat hij vanaf binnenkomst in de inrichting in oktober 2022 geen EPC-indicatie heeft gekregen, terwijl hij daar toen wel om heeft gevraagd bij de medische dienst. De aanvraag tot overplaatsing staat daar los van, klager voelt zich vooral teleurgesteld en niet serieus genomen. 

Standpunt van de inrichtingsarts
Klager beschikt in de PI Heerhugowaard over een EPC zonder een EPC-indicatie. Klager is gezien door de verpleegkundige, de psycholoog en de huisarts. Naar voren is gekomen dat in 2020 een EPC-indicatie is afgegeven in JC Zaanstad. Sinds 1 maart 2023 zit klager alleen op cel in de PI Heerhugowaard en wil hij een EPC-status in verband met zijn aanvraag om overplaatsing. Klager is op 27 juni 2023 gezien door een psycholoog, maar die zag geen reden voor een EPC-indicatie op psychische gronden. Op 8 augustus 2023 was er een uitgebreid gesprek met de huisarts. De klachten zouden verergerd zijn en er was sprake van veelvuldig toiletbezoek. Op basis van recente onderzoeken was de ziekte van Crohn bij klager stabiel (wat volgt uit de verslaglegging van de maag- lever-darm (MDL)-arts in april 2023) en was klager in staat hele dagen te werken als algemeen reiniger. Er was op dat moment geen indicatie voor een EPC op somatische gronden. Een EPC-status is niet voor altijd en dit wordt in elke PI opnieuw beoordeeld. 

 

3. De beoordeling
Op de in artikel 11a, tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden genoemde gronden kan de directeur van de inrichting besluiten dat een gedetineerde ongeschikt is te worden geplaatst in een meerpersoonscel (MPC). De directeur kan deze beslissing nemen op basis van adviezen van de medische dienst, het multidisciplinair overleg (MDO) en het psycho-medisch overleg (PMO). 

De beroepscommissie zal op basis van het medisch dossier en de door klager en de inrichtingsarts ingenomen standpunten nagaan of de inrichtingsarts medisch zorgvuldig heeft gehandeld door klager geen indicatie voor een EPC te verstrekken. 

Uit het medisch dossier leidt de beroepscommissie af dat klager is besproken in het PMO op 27 juni 2023 en door de huisarts op 9 augustus 2023. De psycholoog heeft – zo volgt uit het standpunt dat is ingenomen door de inrichtingsarts – geen reden gezien voor een EPC-indicatie op psychische gronden. De inrichtingsarts zag, zich mede baserend op het verslag van de MDL-arts van april 2023, geen indicatie op somatische gronden. Het advies van de inrichtingsarts, van het PMO of MDO aan de directeur is niet aanwezig in het dossier. Er zijn geen stukken meegestuurd van het PMO. De beroepscommissie kan het advies van het PMO dan ook niet beoordelen.  

Uit het voorgaande volgt dat op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting niet tot de conclusie kan worden gekomen dat een (deugdelijk) advies en/of indicatie aan de directeur is gegeven door of namens de inrichtingsarts. Daarbij slaat de beroepscommissie mede acht op het gegeven dat aan klager volgens de informatie in zijn medisch dossier in 2020 in een andere inrichting wel een EPC-indicatie is toegekend vanwege zijn ziekte van Crohn en dat klager direct bij binnenkomst in de PI op 14 oktober 2022 al om die reden heeft gevraagd om een EPC-indicatie. Hoewel de PI Heerhugowaard niet verplicht is om dit over te nemen, biedt het wel een aanknopingspunt voor nader onderzoek en dient in ieder geval de situatie van klager, mede gezien zijn regelmatige (en verergerde) klachten en het doorgaans wisselende beloop van de ziekte van Crohn, afdoende en voortvarend te worden besproken en duidelijkheid te worden verschaft. 

Gelet op het voorgaande moet het handelen van de inrichtingsarts worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €50,-. 

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-. 


Deze uitspraak is op 8 januari 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. N.C.J.A.M. Kochx, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven