Nummer 23/36952/GV
Betreft [klager]
Datum 1 december 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 18 oktober 2023 aan klager strafonderbreking in het kader van artikel 40a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) verleend.
Klagers raadsman, mr. M.A.M. Karsten, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager kan niet instemmen met de voorwaarde dat hij Nederland dient te verlaten. Hij wil niet terugkeren naar Marokko. Hij wil zijn straf in Nederland uitzitten en na zijn detentie in Nederland blijven. Klager is in afwachting van besluiten op lopende vreemdelingrechtelijke procedures. Er is nog een procedure terugkeerbesluit en inreisverbod aanhangig bij de rechtbank Den Haag. Hiertegen is namens klager beroep ingesteld en om een voorlopige voorziening verzocht. Hij is nog in afwachting van beslissingen in deze procedure.
In een eerdere uitspraak van de beroepscommissie is het beroep gegrond verklaard (RSJ 29 augustus 2023, 23/32764/GV). Klager had destijds en ook nu rechtmatig verblijf in Nederland. Aan de voorwaarde van artikel 40a, eerste lid, van de Regeling wordt dus niet voldaan. Op 20 oktober 2023 is namens klager een asielaanvraag ingediend. De asielaanvraag is in behandeling en klager is in afwachting van de beslissing. Op 23 oktober 2023 stond een vlucht gepland, maar deze is geannuleerd. Tot slot heeft er een onjuiste belangenafweging in het kader van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens plaatsgevonden.
Klager verzoekt om de proceskosten te vergoeden.
Standpunt van verweerder
Verweerder verzet zich niet tegen een gegrondverklaring van het beroep. De directeur van de Penitentiaire Inrichting Ter Apel heeft verweerder op 17 oktober 2023 verzocht aan klager strafonderbreking te verlenen. Ten tijde van de bestreden beslissing was er geen sprake van redenen die zich tegen het verlenen van strafonderbreking verzetten. De situatie is inmiddels gewijzigd. Uit schriftelijke inlichtingen van de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) komt naar voren dat klager op 20 oktober 2023 opnieuw asiel heeft aangevraagd. De nieuwe aanvraag genereert wederom procedureel rechtmatig verblijf (vergelijk RSJ 29 augustus 2023, 23/32764/GV). De Immigratie- en Naturalisatiedienst heeft reeds een voornemen tot afwijzing van de asielaanvraag uitgebracht, waarin uitvoerig is beschreven dat deze aanvraag enkel is ingediend om de terugkeerprocedure te frustreren. Uit schriftelijke inlichtingen van de DT&V komt verder naar voren dat klager de beroepsprocedure tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod niet in Nederland mag afwachten en dat de procedure geen rechtmatig verblijf genereert.
3. De beoordeling
Klager is sinds 10 februari 2022 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek, wegens diefstal met geweld, afpersing en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De eerst mogelijke datum voor het verlenen van strafonderbreking was op 4 februari 2023. De einddatum van klagers detentie is bepaald op 30 januari 2024.
Op grond van artikel 40a, eerste lid, van de Regeling kan aan de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000, strafonderbreking voor onbepaalde tijd worden verleend.
Verweerder heeft aan klager strafonderbreking in het kader van artikel 40a van de Regeling verleend, maar stelt zich in beroep op het standpunt dat de situatie gewijzigd en dat klager procedureel rechtmatig verblijf in Nederland heeft. Verweerder verzet zich daarom niet tegen een gegrondverklaring van het beroep. De beroepscommissie zal het beroep, gelet op het standpunt van verweerder, gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij ziet geen aanleiding om verweerder op te dragen een nieuwe beslissing te nemen of om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
Naar aanleiding van het verzoek van klagers raadsman om de proceskosten te vergoeden, overweegt de beroepscommissie dat de Penitentiaire beginselenwet een dergelijke mogelijkheid niet kent.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Deze uitspraak is op 1 december 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en drs. R.J.H.M. Kievitsbosch, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.
secretaris voorzitter