Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/36878/GV, 4 december 2023, beroep
Uitspraakdatum:04-12-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/36878/GV
    
            
Betreft    [klager]
Datum    4 december 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 20 oktober 2023 het op 16 oktober 2023 aan klager verleende incidentele verlof ingetrokken. 

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Uit de bestreden beslissing volgt dat eerder positief is beslist op klagers verzoek, maar dat deze beslissing als gevolg van door de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) verstrekte informatie is herzien. Die informatie maakt geen deel uit van het selectieadvies en klager verzoekt verweerder om deze informatie alsnog aan het dossier toe te voegen. 

Op grond van artikel 33 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) is de directeur (en niet de selectiefunctionaris) bevoegd een reeds toegekend incidenteel verlof in te trekken. Dit heeft tot gevolg dat de beslissing onbevoegd is genomen. Bij een gegrondverklaring van het beroep dient klagers verzoek te worden toegezonden aan en beoordeeld door de directeur van de Penitentiaire Inrichting Achterhoek. 

Subsidiair stelt klager dat verweerder niet in redelijkheid tot de bestreden beslissing heeft kunnen komen. De medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering acht incidenteel verlof op medische gronden geïndiceerd. Het argument van DV&O over de risico’s bevreemdt klager, omdat hij eerder (in augustus 2022) incidenteel verlof onder begeleiding van DV&O heeft genoten en toen zijn vader heeft bezocht. Dat verlof is zonder incidenten verloven. Ook destijds stond klager op de lijst van gedetineerden met een vlucht /maatschappelijk risico met vergelijkbare toezichtsmaatregelen. Het blijkt niet waarom de situatie nu anders zou zijn. 

Verder is opmerkelijk dat verweerder in de bestreden beslissing niet stelt dat er sprake is van een gevaar voor klager zoals bedoeld in artikel 4, aanhef en onder h, van de Regeling. Uit de wel opgenomen weigeringsgronden blijkt niet dat sprake is van ernstige spanningen in zijn woon- of leefsfeer of een risico van maatschappelijke onrust. 

Het korte strafrestant werd eerder niet gezien als contra-indicatie. Ten slotte maakt artikel 21, derde lid, van de Regeling incidenteel verlof mogelijk wanneer het strafrestant meer dan een maand bedraagt. 

Standpunt van verweerder
In eerste instantie is, ondanks de negatieve adviezen vanuit het Openbaar Ministerie en de vrijhedencommissie, positief op het verzoek beslist. Hierbij is klagers belang afgewogen tegen het maatschappelijk belang. Naar aanleiding van de positieve beslissing is er vanuit diverse organisaties en afdelingen bij verweerder telefonisch informatie binnengekomen over dat er sprake is van liquidatiedreiging (klager is immers in de Dominicaanse Republiek beschoten toen hij zich onttrokken had en is hierbij gewond geraakt) en dat verlof, zelfs als dit onder begeleiding zou plaatsvinden, te risicovol is. 

DV&O heeft ook laten weten dat er te grote risico’ s kleven aan het verlof en dat deze niet opwegen tegen klagers belang om zijn zieke moeder te bezoeken. Zeker niet nu klager eind januari 2024 in vrijheid zal worden gesteld en dan alle mogelijkheid heeft om zijn zieke moeder te bezoeken. 

Namens klager wordt verzocht om voornoemde – telefonisch gegeven – informatie aan het dossier toe te voegen. Dergelijke gesprekken worden echter niet opgenomen en kunnen daarom niet worden uitgewerkt en aan het dossier worden toegevoegd. Verweerder verklaart naar waarheid dat de genoemde informatie hem telefonisch is verstrekt en heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de juistheid van die informatie. 

Bij klagers bezoek aan zijn vader in 2022 ging het om een afscheid en is er een verklaring overgelegd waaruit bleek dat klagers vader terminaal was. Dat is in onderhavig geval niet aan de orde. Hoewel klagers moeder ongeneeslijk ziek is, blijkt nergens uit dat haar overlijden op korte termijn te verwachten valt. 

Het verleende verlof is ingetrokken op de gronden zoals bedoeld in artikel 4, aanhef en onder f en i, van de Regeling. Om een begeleid en bewaakt bezoek af te kunnen leggen moet de hele omgeving geïsoleerd worden. Dat brengt per definitie ernstige spanningen in de woon- of leefsfeer van de te bezoeken persoon met zich mee. Klager is daarnaast veroordeeld voor zeer ernstige feiten. Hij maakt(e) onderdeel uit van een bekende criminele organisatie. Een daarbij komende dreiging ten aanzien van klagers leven vormt voldoende grond om aan te nemen dat er sprake is van een risico op maatschappelijke onrust wanneer aan klager verlof wordt verleend voor een bezoek aan zijn zieke moeder. Hoewel niet opgenomen in de bestreden beslissing, is tevens sprake van de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4, aanhef en onder h, van de Regeling. 

 

3. De beoordeling
Klager is sinds 27 januari 2022 gedetineerd in verband met een gedeeltelijke herroeping (730 dagen) van zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling ten aanzien van een aan hem opgelegde gevangenisstraf voor de duur van dertien jaar wegens – kort gezegd – een poging tot liquidatie. De voorlopige einddatum van klagers detentie is bepaald op 31 januari 2024. 

De regelgeving
In artikel 21 van de Regeling staat dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. In artikel 4 van de Regeling is benoemd om welke redenen verlof wordt geweigerd.

Op grond van artikel 33 van de Regeling kan de directeur in verband met gewijzigde omstandigheden een reeds verleend incidenteel verlof of het daarvan nog resterende gedeelte intrekken, naar een ander tijdstip verplaatsen of er nadere voorwaarden aan stellen. Indien de beslissing is genomen door de minister, stelt de directeur hem onverwijld van de gewijzigde omstandigheden in kennis. 

De bevoegdheid
Namens klager wordt aangevoerd dat de directeur (en niet de selectiefunctionaris) bevoegd is om een reeds toegekend incidenteel verlof in te trekken. Gelet op de toelichting op artikel 33 van de Regeling en de tweede zin van artikel 33 van de Regeling is die stelling onjuist. In de toelichting staat: “In de gevallen dat de minister beslist heeft over de verlofaanvraag, stelt de directeur de minister in kennis van de gewijzigde omstandigheden. De minister beslist vervolgens of het verlof wordt verleend gezien de gewijzigde omstandigheden” (Stcrt. 1998, 247). Dat in onderhavig geval niet de directeur, maar “diverse organisaties en afdelingen” verweerder in kennis hebben gesteld van de gewijzigde omstandigheden, maakt naar het oordeel van de beroepscommissie niet dat verweerder niet bevoegd is om het verlof in te trekken. 

De inhoudelijke beoordeling 
Aan klager is op 16 oktober 2023 incidenteel verlof onder begeleiding toegekend om een bezoek aan zijn moeder te brengen. 

Na deze positieve beslissing is gebleken dat (onder andere) DV&O de risico’s als gevolg van een actuele dreiging op klagers leven onaanvaardbaar groot acht en dat die risico’s niet zouden opwegen tegen klagers belang om zijn zieke moeder te bezoeken. Verweerder heeft kenbaar gemaakt dat deze risico’s ten tijde van het nemen van de beslissing op 16 oktober 2023 onvoldoende bij hem bekend waren. Verweerder heeft genoegzaam gesteld dat het actuele, concrete informatie betreft. Uit de stellingen van verweerder volgt naar het oordeel van de beroepscommissie dat verweerder ook mag uitgaan van de juistheid en de voorstelbaarheid van de informatie die DV&O telefonisch heeft verstrekt. 

De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening. Dat geldt temeer nu uit de stukken volgt dat klager op 4 januari 2022 in de Dominicaanse Republiek is beschoten en gewond is geraakt. Gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4, aanhef en onder h, van de Regeling en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de intrekking van het aan klager verleende incidentele verlof dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.



4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 4 december 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. dr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven