nummer: 08/1437/GA
betreft: [klager] datum: 5 september 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van het h.v.b./ISD Haaglanden te ‘s-Gravenhage,
gericht tegen een uitspraak van 6 maart 2008 van de beklagcommissie bij het h.v.b./ISD voormeld, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 28 juli 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, is klager gehoord.
De directeur van het h.v.b./ISD Haaglanden heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de (interne) overplaatsing vanaf de reguliere verblijfsafdeling naar een éénpersoonscel op de bijzondere zorgafdeling (BZA).
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en daarbij bepaald dat géén tegemoetkoming wordt toegekend.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt (schriftelijk) toegelicht.
De BZA van het h.v.b./ISD Haaglanden kent als zodanig geen eigen bestemmingsaanwijzing. De BZA maakt onderdeel uit van het h.v.b./ISD. De directeur is daarom bevoegd gedetineerden vanuit een afdeling van het h.v.b./ISD naar de BZA over te plaatsen,
daarvoor is geen selectiebeslissing van de selectiefunctionaris nodig.
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat over een BZA-plaatsing niet door de directeur mag worden beslist. Klager verbleef op afdeling B1 van het h.v.b./ISD Haaglanden. Klager onderging toen de tenuitvoerlegging van een taakstrafvervangende hechtenis. Klager kreeg
tijdens het sporten problemen met een medegedetineerde en heeft geprobeerd die problemen op te lossen. Hij duwde daarbij een zogenaamde crosstrainer opzij. Die medegedetineerde is door klager niet aangeraakt. Het is goed mogelijk dat klager die
medegedetineerde toen bedreigd heeft. Klager heeft die medegedetineerde ook geduwd en die ander heeft naar klager gespuugd. Vervolgens greep het toezichthoudende personeelslid in. Klager is uiteindelijk ook gekalmeerd. Hij is naar aanleiding van dit
voorval disciplinair gestraft met drie dagen opsluiting. Vervolgens mocht klager kiezen of hij in afwachting van een overplaatsing in een afzonderingscel wilde blijven of dat overgeplaatst werd naar de BZA. Klager heeft vervolgens voor een
overplaatsing
naar de BZA gekozen. Achteraf kreeg hij spijt van die keuze omdat hij vindt dat hij niet in de populatie van de BZA thuishoort. Uiteindelijk is klager na 10 dagen in de BZA overgeplaatst naar Zoetermeer.
3. De beoordeling
De klager is na een gewelddadig incident disciplinair gestraft. Herplaatsing op een meerpersoonscel was in verband daarmee niet aangewezen. Klager is voorgedragen voor overplaatsing naar een andere inrichting. In afwachting daarvan is hij
overeenkomstig
zijn keuze geplaatst in de BZA in plaats van in een isolatiecel.
Op grond van het bepaalde in artikel 16, eerste lid, van de Pbw bepaalt de directeur de wijze van onderbrenging van gedetineerden die overeenkomstig het bepaalde in artikel 15 van de Pbw zijn geplaatst in de inrichting of afdeling met het beheer
waarvan
hij is belast.
Deze regel houdt in dat voor overplaatsingen van gedetineerden binnen een inrichting waarvoor één bestemmingsaanwijzing is afgegeven en welke inrichting daarnaast ook gebouwelijk als één inrichting kan worden aangemerkt, geen beslissing van de
selectiefunctionaris vereist is. Dit zijn beslissingen die de directeur zelfstandig kan en mag nemen. Nu de BZA onderdeel uitmaakt van unit 3 van de p.i. Haaglanden en daarnaast valt onder de bestemmingsaanwijzing van het h.v.b./ISD Haaglanden en
klager
verbleef op een andere afdeling van unit 3 van de p.i. Haaglanden die eveneens onder de bestemmingsaanwijzing van het h.v.b./ISD valt, is de bestreden beslissing van de directeur niet onbevoegd genomen. Nu die beslissing tot doel had klager vanuit het
regime van de afzonderingscel naar een verblijfsruimte met een regime met minder beperkingen over te plaatsen – zulks in afwachting van overplaatsing naar een andere inrichting – moet de beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen, ook niet onredelijk of onbillijk worden geacht. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven en het beklag moet alsnog ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 5 september 2008
secretaris voorzitter