Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1255/GM, 2 september 2008, beroep
Uitspraakdatum:02-09-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1255/GM

betreft: [klager] datum: 2 september 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Arnhem,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 15 mei 2008 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 17 juli 2008, gehouden in de p.i. Amsterdam.

Klager noch de inrichtingsarts van de p.i. Arnhem is ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 31 maart 2008, houdt in dat klager onvoldoende psychische en medische zorg is geboden en dat hij ten onrechte detentiegeschikt is bevonden.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Hij staat al acht jaar onder psychische behandeling en stond voor zijn aanhouding op de wachtlijst van Scelta te Apeldoorn.
Door de detentie is de intake met Scelta niet doorgegaan. De inrichting kan geen invulling geven aan klagers hulpvraag voor psychische zorg. Klager heeft vlak voor detentie nog een zelfmoordpoging gedaan.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Volgens de inrichtingspsycholoog gaat het redelijk goed met klager. Hij doet mee aan het reguliere programma. Volgens PMO is er geen reden om klager detentieongeschikt te verklaren. De reclassering is bezig met een TR-traject.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat de vraag of klager detentie(on)geschikt is niet aan haar oordeel is onderworpen.
Voor het overige overweegt de beroepscommissie dat uit de medische gegevens van de inrichting volgt dat klager veelvuldig in het PMO is besproken. Voorts is telefonisch contact met voorgaande behandelaars (de GGZ en klagers huisarts) opgenomen,
adequate
medicatie voorgeschreven en is klager door de inrichtingspsycholoog bezocht.
De beroepscommissie is van oordeel dat uit het voorstaande volgt dat niet is gebleken dat door of namens de inrichtingsarts onzorgvuldig jegens klager is gehandeld gedurende de korte tijd die klager in de inrichting heeft verbleven en dat dit handelen
strijd op zou opleveren met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 2 september 2008

secretaris voorzitter

Naar boven