Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1208/GM, 2 september 2008, beroep
Uitspraakdatum:02-09-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1208/GM

betreft: [klager] datum: 2 september 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.C. van den Berg, advocaat te Waalwijk, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het justitieel complex Schiphol-Oost te Haarlemmermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 8 mei 2008 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 17 juli 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam.

Klagers raadsman heeft schriftelijk laten weten dat hij noch klager, die thans zonder bekende woon- of verblijfplaats is, ter zitting zal verschijnen. Ook de inrichtingsarts bij het justitieel complex Schiphol-Oost is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur houdt in dat de fractuur van klagers aangezicht te laat is herkend.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is de klacht als volgt toegelicht.
Klagers gezicht is op drie plaatsen gebroken. Mogelijk zal er sprake zijn van blijvend letsel aan zijn gezicht. Dit had met een tijdige ingreep in het ziekenhuis voorkomen kunnen worden. Klager heeft nog steeds verlammingsverschijnselen en last van
gevoelloosheid in zijn gezicht. De medisch adviseur stelt dat zij zich kan voorstellen dat de beoordeling door een arts had behoren plaats te vinden, maar heeft desondanks de klacht niet gegrond geacht. De klacht had grondiger door medisch adviseur
onderzocht moeten worden. Niet blijkt of er sprake is van erkenning en ruimte voor schadevergoeding.

Het hoofd van de medische dienst heeft het volgende standpunt ingenomen.
De verpleegkundigen zijn op vrijdag 28 maart 2008 direct naar klager toegegaan nadat hij met zijn gezicht tegen de wasbak was gevallen. Zij hebben overleg gehad met de arts, die pijnstilling adviseerde en adviseerde om daarna opnieuw te beoordelen. De
volgende dag heeft verpleegkundige hem weer gezien. Zijn oog en wang waren nog dik, maar het gezichtsvermogen was ongestoord. Klager had wisselend pijn. De verpleegkundige heeft opnieuw overleg gehad met de arts en die adviseerde om klager op maandag
31
maart 2008 op het spreekuur te laten komen, omdat de pijn kennelijk meeviel.

De medisch adviseur heeft in het verslag van bemiddeling van 8 mei 2008 aangegeven gelet op de aard en ernst van de klachten zich voor te kunnen stellen dat beoordeling in eerste instantie door een arts zou zijn aangewezen, temeer omdat uit het medisch
dossier een mogelijk kleine oneffenheid onder het oog was geconstateerd en een fractuur niet uit te sluiten viel.

Door een medewerkster van het justitieel complex Schiphol-Oost is op 21 juli 2008 telefonisch aan de secretaris van de beroepscommissie meegedeeld dat de ingeschakelde arts een GGD-arts betreft die op grond van een dienstverleningsovereenkomst
werkzaamheden verricht. Diezelfde dag is de dienstverleningsovereenkomst aan de beroepscommissie gefaxt.

Op 23 juli 2008 is door het hoofd van de medische dienst van het justitieel complex Schiphol-Oost telefonisch aan de secretaris meegedeeld dat de inrichting geen inrichtingsarts in dienst heeft maar dat de GGD-artsen zeven dagen per week medische zorg
bieden op grond van de dienstverleningsovereenkomst.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat artikel 28, eerste en tweede lid, Pm bepaalt dat een gedetineerde een beroepschrift kan indienen tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts en dat met de inrichtingsarts gelijk wordt gesteld de verpleegkundige
dan wel andere hulpverleners, die bij de zorg aan gedetineerden zijn betrokken. Onder medisch handelen dient te worden verstaan enig handelen in het kader van of nalaten in strijd met de zorg die de in het eerste lid bedoelde personen in die
hoedanigheid behoren te betrachten ten opzichte van de gedetineerde met betrekking tot wiens gezondheidstoestand zij bijstand verlenen of hun bijstand is ingeroepen.

De beroepscommissie overweegt dat uit de door de inrichting verstrekte medische informatie volgt dat klager op vrijdag met zijn gezicht tegen de rand van een wasbak is gevallen en veel pijn had rond het oog. Klager heeft vanaf het begin aangegeven van
mening te zijn dat er sprake was van een breuk. Er was sprake van een zwelling rond het oog en de verpleegkundige heeft een kleine oneffenheid gevoeld onder het oog. Ook na onderzoek door een tweede verpleegkundige was niet duidelijk of er sprake was
van een fractuur en is telefonisch de dienstdoende arts geconsulteerd, die klager Ibuprofen heeft voorgeschreven. Op zaterdag is klager wederom onderzocht door de verpleegkundige en is geconstateerd dat er wat subcutaan emfyseem was. Boven de wenkbrauw
aan de kant van het dikke oog voelde het knisperend aan. Wederom is de dienstdoende arts telefonisch geconsulteerd en heeft de arts aangegeven dat tot maandag gewacht diende te worden. Op maandag is geconstateerd dat sprake was van een fractuur.
De beroepscommissie overweegt, zoals door de medisch adviseur is aangegeven, dat gelet op de aard en de ernst van de klachten en het feit dat een kleine oneffenheid onder het oog is geconstateerd, het in de rede had gelegen om klagers klachten vanaf
het
begin door een arts te laten beoordelen. Tweemaal is telefonisch contact opgenomen met de dienstdoende arts zonder dat daadwerkelijk consult door de arts heeft plaatsgevonden.
Naar het oordeel van de beroepscommissie dient gelet op het bepaalde in artikel 28, tweede lid, Pm het handelen van een GGD-arts - die op grond van een dienstverleningsovereen-komst medische zorg biedt aan de inrichting en in feite fungeert als
inrichtingsarts - te worden aangemerkt als medisch handelen in de zin van genoemd artikel.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat dit handelen door of namens de dienstdoende arts in strijd is met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en
aan klager zal terzake een tegemoetkoming worden toegekend van € 50,=.

De tegemoetkoming is niet bedoeld als schadevergoeding, voor het verkrijgen waarvan andere wegen openstaan, en houdt geen uitspraak in omtrent de civiele aansprakelijkheid. Zo kan klager ingevolge de circulaire van 13 augustus 1993, kenmerk
383893/93/DJ, een verzoek om schadevergoeding richten aan het hoofd van de inrichting van de desbetreffende inrichting, terwijl hij zich ook kan wenden tot de civiele rechter.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van het justitieel complex Schiphol-Oost toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 2 september 2008

secretaris voorzitter

Naar boven