Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/35521/GA, 23 januari 2024, beroep
Uitspraakdatum:23-01-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/35521/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    23 januari 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen: 
a.    een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, voor de duur van acht dagen, vanwege vermoedens van bezit van contrabande, ingaande op 
24 februari 2023 (Ta-2023-103); 
b.    een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel (met cameratoezicht), voor de duur van zeven dagen, vanwege vermoedens van een ontsnappingspoging, ingaande op 4 maart 2023 (Ta-2023-106).

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel heeft op 10 augustus 2023 
beklag a. ongegrond verklaard en – zo begrijpt de beroepscommissie – beklag b. deels ongegrond verklaard en deels gegrond verklaard en klager bij dit laatste een tegemoetkoming toegekend van €7,50. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. F.L.C. Schoolderman, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak, voor zover de klachten ongegrond zijn verklaard.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en […], juridisch medewerker bij de PI Ter Apel, gehoord op de digitale zitting van      20 oktober 2023.
Mr. F.H.J. van Gaal, lid van de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Het primaire standpunt is dat de noodzaak van de opgelegde ordemaatregelen ontbreekt. De door de directeur gegeven onderbouwing is niet gestaafd met de vereiste concrete en individuele feiten en omstandigheden (een vermeend gesprek van klager met een medegedetineerde en een telefoongesprek met een familielid). Deze onderbouwing is daarom onvoldoende redengevend voor de verstrekkende maatregelen van plaatsing in afzondering. De beklagrechter overweegt slechts in algemene termen dat de grondslag van de opgelegde ordemaatregelen toereikend was en heeft het standpunt van de directeur voor zoete koek aangenomen. Bij de inspectie van klagers cel is niets aangetroffen. Daarnaast heeft klager direct verklaard dat hij met het familielid een zakelijk gesprek had over een patentaanvraag. (De verdenking van) een ontsnappingspoging heeft hiermee niets van doen en is achteraf bezien, na een tussentijdse overplaatsing naar de Afdeling Intensief Toezicht, ook onjuist gebleken. 

Het subsidiaire standpunt is dat de duur van de opgelegde ordemaatregelen niet proportioneel is. De directeur heeft niet toegelicht waarom de ordemaatregelen zo lang moesten duren. De beklagrechter heeft de proportionaliteit evenmin getoetst. De celinspectie vond plaats op de (vrij)dag dat de ordemaatregel inging en heeft maar drie uur geduurd. Op zondag ging klager in hongerstaking omdat hij in de afzonderingscel zijn familie in Turkije niet kon bellen, waar een aardbeving had plaatsgevonden. Hij eindigde zijn hongerstaking toen de tweede ordemaatregel inging. Zijn gezondheid is nooit in gevaar geweest. Daarnaast was het in het kader van het onderzoek ook mogelijk een beeld van hem te verkrijgen wanneer hij in zijn eigen cel zou verblijven. Klager verzoekt hem een tegemoetkoming toe te kennen voor de dagen die hij onterecht in afzondering heeft verbleven (15 x €12,50).

Bij de behandeling van de klaagschriften is gehandeld in strijd met het recht op een eerlijk proces. Klager is niet in de gelegenheid gesteld om mondelinge opmerkingen te maken, zowel niet door de beklagcommissie bij de PI Leeuwarden in het kader van rogatoir horen als de beklagrechter bij de PI Ter Apel. Klagers raadsvrouw heeft daarnaast niet kunnen reageren op de schriftelijke reactie van de directeur op het proces-verbaal van de beklagcommissie bij de PI Leeuwarden.

Standpunt van de directeur
De celinspectie was onderdeel van een meeromvattend onderzoek naar het bezit/de handel in spice. Klager speelde hierin niet de hoofdrol, maar bij hem was een gesprek dat werd opgevangen tussen hem en een medegedetineerde aanleiding om de eerste ordemaatregel op te leggen. Dat bij hem niet daadwerkelijk drugs werd aangetroffen, doet hieraan niet af. Overigens was deze afzondering ook nodig, omdat klager in hongerstaking was gegaan en zijn gezondheid moest worden gemonitord. In het kader van het onderzoek van het Bureau Inlichtingen en Veiligheid (BIV) naar het bezit van/de handel in spice, is toezicht uitgeoefend op de telefoongesprekken van klager. Dit is klager mondeling medegedeeld. Naar aanleiding van dit toezicht werden aanwijzingen aangetroffen voor de beraming van een ontsnappingspoging. De aard van die informatie (klager sprak over een drone die een lichaamsgewicht kan dragen) deed alle alarmbellen afgaan. Toen is de tweede ordemaatregel opgelegd voor nader onderzoek.

De opgelegde ordemaatregelen zijn proportioneel. Voor de grondige celinspectie is uitgebreid de tijd genomen, er werden gesprekken met personeelsleden gevoerd en er zijn observaties gedaan. Verder heeft het BIV informatie in kaart gebracht over de contacten van klager met de buitenwereld en zijn financiële verkeer. Volgens het BIV is plaatsing in afzondering nodig om (eventuele) belemmering van het onderzoek tegen te gaan. Klager is tot op heden geplaatst op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico met het risicoprofiel ‘verhoogd’.

 

3. De beoordeling
Voor zover namens klager is geklaagd over de procedure bij de beklagrechter gaat de beroepscommissie hieraan voorbij, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld. De beroepscommissie zal de overige beroepsgronden van klager hieronder bespreken, namelijk de grondslag van de opgelegde ordemaatregelen en de duur daarvan.

Op grond van artikel 24, eerste lid, in samenhang met artikel 23, eerste lid en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) is de directeur bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheids¬beneming. De afzondering duurt ten hoogste twee weken.


De grondslag van de opgelegde ordemaatregelen
Aan klager is op 24 februari 2023 een ordemaatregel opgelegd van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel. De directeur heeft hiertoe beslist naar aanleiding van een gesprek dat werd opgevangen tussen klager en een medegedetineerde, waarin zij een geldbedrag afspraken. Aangezien dit ‘‘verdachte omstandigheden’’ opleverde in het kader van mogelijk bezit en/of handel in contrabande werd bij klager een celinspectie uitgevoerd. In het licht van deze omstandigheden acht de beroepscommissie de noodzaak van de opgelegde ordemaatregel voldoende aannemelijk geworden. De bescherming van de gezondheid van klager heeft overigens niet ten grondslag gelegen aan de oplegging van de ordemaatregel, omdat klager tijdens en, zo stelt hij, vanwege de afzondering, in hongerstaking ging.

De beroepscommissie acht de noodzaak van de (tweede) ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, die klager op 4 maart 2023 is opgelegd, eveneens voldoende aannemelijk geworden. De inhoud van het afgeluisterde telefoongesprek biedt voldoende grondslag voor het doen van nader onderzoek naar mogelijke voorbereidingen voor een ontsnappingspoging, waarvoor de afzondering van klager noodzakelijk was.

De duur van de opgelegde ordemaatregelen
Klager heeft vanaf 24 februari 2023 eerst acht dagen en aansluitend zes dagen in afzondering verbleven, tot aan zijn (tijdelijke) overplaatsing naar de PI Leeuwarden op 10 maart 2023. De beklagrechter heeft hierbij, kort samengevat, overwogen dat de duur van de respectievelijke ordemaatregelen niet onredelijk is, omdat deze het wettelijke maximum van elk twee weken niet overschrijdt.

Naast de celinspectie die plaatsvond in de nacht van 24 op 25 februari 2023, heeft de directeur toegelicht dat het BIV gedurende de afzondering van klager ‘‘aanvullend onderzoek’’ heeft gedaan, eerst naar de verdenking van bezit/handel in spice en vervolgens ook naar de verdenking van (voorbereidingen voor) een ontspanningspoging. Ter zitting heeft de directeur hierbij enkele onderzoekshandelingen genoemd. 

Dat de directeur de (voortdurende) noodzaak van de afzondering van klager tussentijds heeft beoordeeld, is op basis van het dossier en wat ter zitting is besproken echter niet gebleken. Om een oordeel te kunnen vormen over de redelijkheid van de duur van klagers afzondering, is het in dit geval relevant om te weten wat het onderzoek naar het bezit van/de handel in spice in de inrichting omvatte (zoals de omvang daarvan). Ook is het relevant om te weten wanneer welke onderzoeks¬handelingen specifiek ten aanzien van klager zijn verricht gedurende zijn afzondering, naar aanleiding van beide verdenkingen die jegens hem waren gerezen. Hierin heeft de directeur echter, zowel in beklag als in beroep, geen inzicht gegeven. Of de afzondering van klager heeft voortgeduurd, in afwachting van zijn (tijdelijke) overplaatsing op 10 maart 2023 is evenmin duidelijk geworden.

Anders dan de beklagcommissie, acht de beroepscommissie de beslissingen van de directeur, voor wat betreft de duur per opgelegde ordemaatregel, dan ook onvoldoende gemotiveerd en bij deze stand van zaken onredelijk en onbillijk. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter op dit punt vernietigen en het beklag in zoverre alsnog gegrond verklaren.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissingen niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op €87,50 (7 x €12,50).

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter ten aanzien van de duur van de opgelegde ordemaatregelen en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond. De beroepscommissie kent aan klager een tegemoetkoming toe van €87,50. Zij bevestigt voor het overige de uitspraak van de beklagrechter, voor zover in beroep aan de orde.


Deze uitspraak is op 23 januari 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. F. Sieders, voorzitter, F. van Dekken en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door 
mr. M.G. Bikker, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven