Nummer 23/32834/GA en 23/32856/GA
Betreft [klager]
Datum 4 maart 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op de beroepen van
[klager] (hierna: klager)
en
de directeur van het Pieter Baan Centrum (PBC) te Almere (hierna: de directeur)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de maatregelen die hem op 9 februari 2023 zijn opgelegd vanwege zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-maatregelen). Hij richt zich daarbij inhoudelijk uitsluitend op de beperking van zijn belduur tot tien minuten per dag en (daarnaast) twee keer twintig minuten per week met zijn kinderen.
De beklagcommissie bij het PBC heeft op 20 maart 2023 het beklag gegrond verklaard, maar daarbij aan klager geen tegemoetkoming toegekend (PB2023-6). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klager en de directeur hebben tegen deze uitspraak beroep ingesteld. De directeur richt zich tegen de gegrondverklaring, klager tegen het niet-toekennen van een tegemoetkoming.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw mr. L.M. van den Dungen en de directeur in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
De beslissing over de belduur is gebaseerd op de geldende GVM-circulaire. De beperking van het aantal belminuten was noodzakelijk vanwege de capaciteit van de inrichting en de ernst van het vermoedelijke voortgezet crimineel handelen vanuit detentie. Vanwege klagers recht op family life en vanwege zijn verzoek tijdens het horen, heeft de directeur de voorgeschreven belduur uitgebreid met tweemaal twintig minuten per week bellen met zijn kinderen.
De directeur heeft de maatregelen niet alleen gebaseerd op de maatregelen die in de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht golden. Dat moet worden gezien als een verschrijving. De directeur heeft in de beslissing ook verwezen naar de GVM-circulaire en de informatie van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP). Mocht dit al leiden tot de conclusie dat de initiële beslissing onvoldoende is gemotiveerd, dan geldt dat dit gebrek al tijdens de mondelinge behandeling van het klaagschrift is hersteld (vergelijk RSJ 20 juli 2022, 21/24599/GV).
Standpunt van klager
Klager heeft door de beperking niet iedereen kunnen bellen. Hij heeft daardoor ook onnodige kosten gemaakt, doordat facturen te laat zijn betaald. Na de beklaguitspraak zijn aan klager dezelfde beperkingen opgelegd. Klager verzoekt om aan hem alsnog een tegemoetkoming toe te kennen.
3. De beoordeling
Beoordelingskader
De directeur kan toezichtmaatregelen opleggen aan een gedetineerde die is geplaatst op de GVM-lijst, als dit noodzakelijk is in verband met de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. Voordat de directeur hiertoe beslist, dient hij of zij een eigen belangenafweging te maken over de noodzaak van die toezichtmaatregelen. De beslissing moet worden genomen op basis van (ten minste) de informatie van het GRIP, de visie van de directeur en de informatie die de gedetineerde verschaft tijdens het horen door de directeur.
Het verdient de voorkeur dat de voor de beslissing relevante informatie en vooral de belangenafweging van de directeur in de beslissing zo duidelijk en volledig mogelijk naar voren komen (dus op schrift worden gesteld). Dat maakt de beslissing voor de gedetineerde zo begrijpelijk mogelijk en op die manier kunnen de beklagcommissie en de beroepscommissie de beslissing toetsen. Nadere informatie of afwegingen kunnen evenwel ook nog naar voren worden gebracht in de beklag- of beroepsprocedure.
Overwegingen van de beroepscommissie
De beroepscommissie is van oordeel dat uit de beslissing van de directeur tot oplegging van de GVM-maatregelen voldoende duidelijk wordt waarom de betreffende maatregelen aan klager worden opgelegd. Omdat er ernstige vermoedens bestonden dat klager twee bij naam genoemde personen probeerde te benaderen om iemand te vermoorden, werd er toezicht uitgeoefend op zijn bezoek, post en telefoongesprekken. Daartegen richt klager zich ook niet in zijn klaagschrift.
Hierbij is de belduur van klager beperkt, omdat het uitluisteren van telefoongesprekken anders een onevenredig zware belasting vormt. De directeur heeft daarbij aansluiting gezocht bij de norm uit de GVM-circulaire (tien minuten per dag), die nog ruim boven het wettelijke minimum (tien minuten per week) ligt. Op grond van het hoorgesprek heeft de directeur de belduur verhoogd met twee keer twintig minuten per week bellen met klagers kinderen. Deze afweging komt de beroepscommissie redelijk voor.
De beklagcommissie heeft vastgesteld dat klagers belduur in de PI Dordrecht niet was beperkt, terwijl in de beslissing van de directeur de suggestie wordt gewekt dat dezelfde beperkingen als die in de PI Dordrecht al golden, werden opgelegd. De beslissing is daarmee wat ongelukkig geformuleerd, maar dat enkele feit hoeft niet tot gegrondverklaring van het beklag te leiden.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep van de directeur daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.
Omdat het beklag alsnog ongegrond wordt verklaard, is er geen ruimte voor het toekennen van een tegemoetkoming. De beroepscommissie zal klagers beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager ongegrond.
Deze uitspraak is op 4 maart 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. J.B. Oreel, voorzitter, mr. D. van der Sluis en mr. B. van der Werf, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.
secretaris voorzitter