Nummer 23/33828/GA
Betreft […]
Datum 28 november 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[…] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
a. de omstandigheid dat het klager niet mogelijk wordt gemaakt om afdelingsreiniger te worden en het aanzeggen van een rapport wegens werkweigering (Eh 2023-25);
b. de beslissing van 18 januari 2023 om hem niet te promoveren naar het plusprogramma (Eh 2023-29);
c. de (interne) overplaatsing van afdeling G naar afdeling H (Eh 2023-62).
De beklagcommissie bij de locatie Esserheem te Veenhuizen heeft op 12 mei 2023 klager niet-ontvankelijk verklaard inzake beklag a. voor zover aan klager ten onrechte een schriftelijk verslag is aangezegd en geen beslissing genomen ten aanzien van het gedeelte van het beklag dat ziet op de omstandigheid dat het klager niet mogelijk wordt gemaakt om afdelingsreiniger te worden en de klachten b. en c. ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsman, mr. H.O. den Otter, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klagers raadsman en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Esserheem, gehoord op de zitting van 20 september 2023 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad. De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft na de zitting, op 2 oktober 2023, een afstandsverklaring ondertekend met als reden van weigering om op de zitting aanwezig te zijn: “was te vroeg”. De beroepscommissie begrijpt daaruit dat klager niet bij de zitting op 20 september 2023 in de PI Lelystad aanwezig wenste te zijn. Als secretaris was ter zitting aanwezig mr. S.F.J.H. Niederer.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Hoewel aan klager geen disciplinaire straf is opgelegd, wordt klager wel benadeeld omdat hij geen afdelingsreiniger kan en mag worden, ondanks zijn arbeidsmutatie.
Voorts is klager ten onrechte niet gepromoveerd. Klager heeft geen werk/arbeid geweigerd. Een inrichtingspsycholoog heeft vastgesteld dat hij bepaalde werkzaamheden niet kan verrichten, vanwege bepaalde medische klachten. Klager heeft allergieën en misofonie. Dit is binnen de inrichting bekend, maar daar wordt geen rekening mee gehouden. Klager heeft aangegeven dat hij niet naar werk zou gaan, omdat hij daarvoor een vrijstelling heeft.
In de inrichting zijn banen die klager wél kan verrichten, maar hem niet worden aangeboden. Zo is klager in het verleden werkzaam geweest als afdelingsreiniger en sporthulp. Klager heeft de aangeboden baan in het klussenteam buiten niet geweigerd, maar aangegeven dat hij dat soort arbeid niet kan verrichten. Buiten heeft hij veel last van alle geluiden.
Het als ongewenst aangemerkte gedrag van klager betreft in feite een wens van klager om geen werkzaamheden te verrichten waarvoor hij niet geschikt is. Als gevolg hiervan is klager een schriftelijk verslag aangezegd, is hij niet gepromoveerd naar het plusprogramma en is hij intern overgeplaatst.
Klager voelt zich gediscrimineerd, omdat een gedetineerde met een lichte huidskleur hetzelfde is overkomen als klager, maar hij niet dezelfde gevolgen heeft ondervonden als klager.
Ten slotte is de beslissing om klager over te plaatsen niet redelijk of billijk, nu hij geen arbeid heeft geweigerd.
Standpunt van de directeur
Klager is afdelingsreiniger geweest, maar ontslagen vanwege het bereiken van de maximumtermijn voor binnendienstbanen. Klager heeft door zijn misofonie arbeidsbeperkingen, die door de inrichting worden erkend. Klager heeft aangegeven in aanmerking te willen komen voor een baantje als sporthulp. Hij heeft niet geopteerd voor een baan als afdelingsreiniger.
Conform de huisregels worden aanstellingen voor binnendienstbanen in het multidisciplinair overleg (MDO) besproken. Ten tijde van klagers verzoek stond er geen vacature open bij de sport, maar is klager toch besproken in het MDO. Hierbij was ook de medische dienst aanwezig. Er moet worden gekeken waar plek is, maar de arbeidsmutatie is het belangrijkste aspect. Vanwege klagers arbeidsmutatie is in het MDO beslist om klager werkzaam te laten zijn in het klussenteam buiten. Daar zijn immers minder geluiden (de locatie Esserheem is midden in de bossen gelegen). Het werkzaam zijn als afdelingsreiniger brengt in ieder geval een stuk meer lawaai met zich mee dan het werkzaam zijn buiten. Een baantje als afdelingsreiniger was overigens (weer) een mogelijkheid, maar daar heeft klager niet voor geopteerd.
Klager heeft te kennen gegeven dat hij een baantje in het klussenteam buiten niet wil en de daarbij behorende werkzaamheden niet gaat verrichten. Dat is de aanleiding geweest voor de beslissing tot niet promoveren (alsook het aanzeggen van een schriftelijk verslag), waarbij een belangenafweging is gemaakt. Het belang van deelname aan de arbeid, wat door klager is geweigerd, heeft zwaarder gewogen dan het gewenste gedrag van klager. Klagers gewenste gedrag bestaat uit het hebben van negatieve urinecontroles en “dat soort dingen”.
De interne overplaatsing is het gevolg geweest van de beslissing tot niet promoveren. Afdeling G is bestemd voor langgestraften, die veelal in het plusprogramma verblijven. Dat regime is iets opener dan een reguliere afdeling. Klager is overgeplaatst naar de afdeling H ernaast, waar een basisprogramma geldt.
3. De beoordeling
Beklag a.
Aanzeggen rapport wegens werkweigering
Voor zover het beroep zich richt tegen het gedeelte van het beklag dat aan klager ten onrechte een schriftelijk verslag zou zijn aangezegd, is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie klager terecht niet-ontvankelijk in zijn klacht heeft verklaard. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.
Niet in aanmerking komen voor afdelingsreiniger
De beklagcommissie heeft geen beslissing genomen over het gedeelte van het beklag dat ziet op de omstandigheid dat het klager niet mogelijk wordt gemaakt om afdelingsreiniger te worden. De beroepscommissie zal dit beklagonderdeel om proceseconomische redenen zelf als enige en hoogste instantie inhoudelijk beoordelen.
De beroepscommissie stelt voorop dat ter zitting in beroep duidelijk is geworden dat klagers klacht erop ziet dat hij niet in aanmerking komt voor de baan van sporthulp (in plaats van de baan van afdelingsreiniger). Nu klager een andersoortige baan is aangeboden, te weten bij het klussenteam buiten, is naar het oordeel van de beroepscommissie sprake van een impliciete afwijzing van klagers verzoek om werkzaam te zijn als sporthulp. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat klager ontvankelijk is ten aanzien van dit gedeelte van het beklag.
In bijlage II van de huisregels van de locatie Esserheem is – voor zover relevant – bepaald dat wanneer een gedetineerde opteert voor een binnendienstbaan, een geschiktheidsbeoordeling plaatsvindt in het MDO. Na advisering van het MDO neemt de bedrijfsleider een besluit.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is op basis van de toelichting van de directeur voldoende aannemelijk geworden dat klager, ondanks dat er geen vacature openstond voor sporthulp, is besproken in het MDO en dat in dit MDO – waarbij ook de medische dienst aanwezig was – vanwege klagers arbeidsmutatie is beslist om hem werkzaam te laten zijn in het klussenteam buiten. Gelet hierop kan de beslissing van de directeur om klager niet werkzaam te laten zijn als sporthulp niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beklag zal dan ook in zoverre ongegrond worden verklaard.
Beklag b.
De beroepscommissie stelt voorop dat de directeur een gedetineerde op grond van artikel 1d, derde lid, van de Regeling kan promoveren naar een plusprogramma.
Uit de nota van toelichting bij de wijziging van de Regeling in verband met de wijziging inzake het systeem van promoveren en degraderen van gedetineerden (Stcrt. 2020, nr. 49131) komt naar voren dat uitgangspunt is dat gedetineerden zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun detentie en re-integratie. Om te kunnen promoveren naar en te kunnen verblijven in het plusprogramma dient een gedetineerde aan te tonen dat zijn motivatie en inzet om zijn re-integratiedoelen te verwezenlijken, bestendig zijn. Promoveren en degraderen zijn dus afhankelijk van de mate van verantwoordelijkheid die de gedetineerde toont voor zijn eigen re-integratie, wat onder meer uit zijn gedrag kan blijken.
Uit de beslissing van 18 januari 2023 om klager niet te promoveren naar het plusprogramma volgt dat klagers gedrag op één onderdeel als ‘ongewenst’ is aangemerkt. Hierbij is benoemd dat klager op 13 januari 2023 heeft geweigerd om naar de arbeid te gaan, klager heeft afgetekend voor de arbeid en klager arbeid bij het klussenteam heeft geweigerd. Verder wordt in de beslissing genoemd dat de directeur nadrukkelijk aandacht heeft geschonken aan klagers gewenste gedrag. Dit gewenste gedrag wordt in de beslissing echter in het geheel niet genoemd. Weliswaar heeft de directeur ter zitting positief gedrag van klager genoemd, maar dat is – op de negatieve urinecontroles na – niet gespecificeerd. Hierdoor voldoet de door de directeur gemaakte belangenafweging niet aan de daaraan gestelde motiveringseisen.
Gelet op het voorgaande moet de beslissing van de directeur als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en beklag b. alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €45,-.
Beklag c.
Op basis van de stukken en van wat ter zitting is besproken, is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie beklag c. terecht ongegrond heeft verklaard. Hoewel het beklag onder b. alsnog gegrond wordt verklaard, hoeft dat niet van invloed te zijn op het oordeel in het onderhavige beklag. Klager paste niet (langer) op de afdeling waar een meer open regime geldt en veelal langgestrafte en gepromoveerde gedetineerden verblijven. Klager verbleef reeds vóór de interne overplaatsing in het basisprogramma. Gelet hierop heeft de directeur de beslissing tot overplaatsing in redelijkheid kunnen nemen. Daarnaast is naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat klager de reden voor de interne overplaatsing gemotiveerd kenbaar is gemaakt. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. voor zover het ziet op het aanzeggen van het rapport en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. De beroepscommissie verklaart beklag a. voor zover het ziet op het niet in aanmerking komen voor een baan als afdelingsreiniger ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag b. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dit beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €45,-.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag c. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Deze uitspraak is op 28 november 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. S. Djebali, voorzitter, drs. G.F.M. Bakx en mr. L.C.P. Goossens, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.
secretaris voorzitter