Nummer 22/26961/GA
Betreft [Klager]
Datum 10 november 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel, voor de duur van tien dagen, vanwege een coronabesmetting op de afdeling, ingaande op 15 februari 2022;
het niet ontvangen van een boostervaccinatie.
De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle heeft op 8 april 2022 klager niet ontvankelijk verklaard in beklag a. en beklag b. ongegrond verklaard. (Z1-2022-114). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers (toenmalige) raadsvrouw, mr. H.A.F.C. Tack, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Zwolle (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
Mr. A.D. Kloosterman heeft zich op 31 oktober 2022 gesteld als klagers (opvolgend) raadsman.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager verwijst naar de gronden van zijn beklag en voert aanvullend het volgende aan.
In de beslissing van 15 februari 2022 is een beklagclausule opgenomen. Daarom is geen sprake van een algemene regel, maar een individuele beslissing. De ordemaatregel is na twee dagen beëindigd, waarna klager zijn reguliere dagprogramma heeft hervat.
Klager kon niet worden aangemerkt als huisgenoot van de besmette persoon. De besmette persoon was geen celgenoot, maar een medegedetineerde op de afdeling. Het is onredelijk om klager aan te merken als huisgenoot. Hij voldeed ook niet aan de door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) beschreven voorwaarden om te worden aangemerkt als ‘nauw contact’. Volgens de RIVM-richtlijnen bestond er dus geen quarantaineverplichting.
De oplegging van de quarantainemaatregel is een schending van de zorgplicht van de directeur als bedoeld in artikel 42 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Klager heeft meermaals verzocht om een boostervaccinatie, maar deze was hem ten tijde van de quarantainemaatregel nog niet aangeboden. Volgens de directeur zou klager twee keer de aangeboden boostervaccinatie hebben geweigerd, waarvan één keer in het Pieter Baan Centrum (PBC) te Almere. Op aanraden van de medische dienst in het PBC diende klager de boostervaccinatie te ontvangen in de PI Zwolle, zodat het een en ander beter administratief verwerkt kon worden. Klager betwist dat hij op 28 januari 2022 in de PI Zwolle een boostervaccinatie heeft geweigerd. Ter onderbouwing van deze stelling heeft hij aangevoerd dat hij een medische klacht heeft ingediend over het uitblijven van een aanbod van een boostervaccinatie. De boostervaccinatie bleef uit, omdat er twintig vaccinaties in een verpakking zitten, de aanmeldingen uitbleven en daarom de verpakking niet geopend werd ter voorkoming van vaccinverlies. Dit kan bevestigd worden door de medische dienst. Klager heeft een bemiddelingsverzoek bij het hoofd van de medische dienst aanhangig gemaakt, maar er heeft tot het moment van het indienen van het beroepschrift (15 april 2022) nog geen bemiddeling plaatsgevonden. Als aan klager de boostervaccinatie was verstrekt zou op hem geen verplichting rusten om in quarantaine te gaan.
Klager deed overigens iedere dag uit eigen beweging een zelftest om te controleren op een besmetting met het coronavirus.
Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van de directeur
De directeur verwijst naar het verweerschrift in beklag en de uitspraak van de beklagcommissie en voert aanvullend het volgende aan. Tegen een algemene regel staat geen beklag open. Er is geen sprake van strijd met hogere wet- of regelgeving. Klager is dus terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag.
De directeur heeft de ordemaatregel opgelegd om verdere besmettingen voor gedetineerden en het personeel te voorkomen. De directeur heeft gehandeld volgens het landelijk beleid van de Dienst Justitiële Inrichtingen. Gedetineerden zonder klachten, die een boosterprik hadden van minimaal één week oud of minder dan acht weken geleden een coronabesmetting hadden doorgemaakt, werden na nauw contact met een besmet persoon niet in quarantaine geplaatst. Klager voldeed niet aan één van deze voorwaarden.
De maatregel duurde zo kort mogelijk en werd direct opgeheven wanneer de gedetineerde na zeven dagen klachtenvrij was.
Gedetineerden delen meerdere faciliteiten (een keuken, recreatieruimte, telefooncellen) net zoals huisgenoten. Daarom is het onmogelijk om uit te sluiten bij wie wel of niet sprake was van een nauw contact met de besmette personen. Bovendien bestond de mogelijkheid van kruisbesmetting.
3. De beoordeling
Beklag a.
Ontvankelijkheid van klager in het beklag
Aan klager is op 15 februari 2022 een ordemaatregel van plaatsing in afzondering opgelegd. Ondanks dat klagers hele afdeling (met uitzondering van de gedetineerden met een boostervaccinatie) in quarantaine is geplaatst, is de ordemaatregel een individuele beslissing in de zin van artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Daartegen kan worden geklaagd. Daarom zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag. Om proceseconomische redenen zal de beroepscommissie als eerste en enige instantie inhoudelijk op het beklag beslissen.
Hoorplicht
Artikel 57, eerste lid, onder c, van de Pbw schrijft voor dat de directeur de gedetineerde in de gelegenheid stelt te worden gehoord, alvorens hij beslist tot plaatsing in afzondering, als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Pbw. Het horen kan volgens het bepaalde in artikel 57, derde lid, van de Pbw achterwege blijven, indien de vereiste spoed zich daartegen verzet dan wel de gemoedstoestand van de gedetineerde daaraan in de weg staat.
In de bestreden beslissing staat vermeld dat klager niet door de directeur is gehoord, omdat de afdeling niet toegankelijk is voor een directielid.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is van een van de in de Pbw genoemde uitzonderingen op de verplichting om de gedetineerde te horen, niet gebleken. Dat de afdeling niet toegankelijk was rechtvaardigt niet een uitzondering op het essentiële recht om te worden gehoord. Het is niet gebleken waarom de directeur klager bijvoorbeeld niet telefonisch of op afstand kon horen. Nu aan het vereiste van de hoorplicht niet is voldaan, is sprake van een formeel gebrek. Daarom zal de beroepscommissie beklag a. gegrond verklaren. Zij zal aan klager een tegemoetkoming toekennen van €7,50.
Inhoudelijk
Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie als volgt. De Minister voor Rechtsbescherming heeft in zijn brief van 31 januari 2022 (Kamerstukken II 2020/2022, 24 587, nr. 825) aangegeven dat gedetineerden zonder klachten die een boosterprik van minimaal een week oud hebben, na een nauw contact met een besmet persoon niet in quarantaine hoeven.
De ordemaatregel is opgelegd vanwege een coronabesmetting op klagers afdeling. Wat daar ook voor omstandigheden aan ten grondslag liggen, onweersproken is dat klager geen boostervaccinatie had gehad. Klager meent dat hij geen huisgenoot of nauw contact is van de besmette medegedetineerde. De beroepscommissie kan de directeur echter volgen in het standpunt dat gedetineerden op een afdeling faciliteiten delen en dat niet kan worden nagegaan wie huisgenoten of nauwe contacten zijn. Daarom kan de beslissing van de directeur om klager in quarantaine te plaatsen inhoudelijk gezien niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Beklag b.
Beklag b. is gericht tegen het niet ontvangen van de boostervaccinatie in de PI Zwolle. Klager stelt dat hij na de terugplaatsing uit het PBC heeft verzocht om een boostervaccinatie. Als hij de boostervaccinatie had ontvangen, had hij niet in quarantaine (beklag a.) gehoeven. Daarom is er volgens klager een schending van de zorgplicht van de directeur als bedoeld in artikel 42 van de Pbw.
Klagers raadsvrouw heeft ook een bemiddelingsverzoek ingediend bij het hoofd zorg, omdat zij niet wist of de weigering van de verstrekking van de boostervaccinatie een beslissing van de directeur of van de medische dienst is.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is het al dan niet verstrekken van een boostervaccinatie een medische beslissing. Daarvoor geldt de medische klachtenprocedure uit artikel 71c van de Pbw.
Gelet op het voorgaande is er geen sprake van een beslissing van de directeur waartegen op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw beklag openstaat. Daarom had de beklagcommissie zich onbevoegd moeten verklaren om van dit beklag kennis te nemen. Nu de beklagcommissie zich in dit beklagonderdeel ten onrechte (impliciet) bevoegd heeft verklaard door van het beklag kennis te nemen en het beklag vervolgens ongegrond te verklaren, zal de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre worden vernietigd. Nu klager zelf ook al een bemiddelingsverzoek heeft ingediend, zal de beroepscommissie de medische klacht niet doorzenden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in dit beklag en verklaart dit beklag (wegens vormverzuim) gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €7,50.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie inzake beklag b. en bepaalt dat de beklagcommissie onbevoegd is van dit beklag kennis te nemen.
Deze uitspraak is op 10 november 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. E. Dinjens en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.
secretaris voorzitter