Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/32625/GA, 16 november 2023, beroep
Uitspraakdatum:16-11-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/32625/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    16 november 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen het schenden van zijn recht op privacy op cel.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 7 maart 2023 het beklag ongegrond verklaard (VU-2022-1490). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. S. van Minderhout, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en, namens de directeur, mr. [...] en een afdelingshoofd van de PI Vught, gehoord op de digitale zitting van 30 augustus 2023.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager wist niet van de schouw die heeft plaatsgevonden. Het verslag dat over de schouw is opgesteld biedt onvoldoende opheldering. Als bij de beroepscommissie twijfels bestaan over de stelling van klager met betrekking tot het douchegordijn, dan wordt verzocht om opnieuw een schouw te laten plaatsvinden.  

Klager geniet onvoldoende privacy, omdat er onvoldoende afscherming is van het toilet en de douche. Tijdens zijn verblijf in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) heeft klager meerdere keren meegemaakt dat het personeel door het celluik kijkt als hij gebruikmaakt van het toilet of de douche. Dan is klagers lichaam – en meer specifiek zijn geslachtsdeel – voor het personeel te zien. Medewerkers kloppen soms, maar niet altijd, en ze wachten niet met het openen van het celluik totdat klager heeft gereageerd. Klager wijst op artikel 9 van de Regeling eisen verblijfsruimte penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling), artikel 19.3 van de European Prison Rules (EPR) en RSJ 20 augustus 2010, 10/0658/GA. Dat klager maar moet gaan zitten op het toilet, kan niet als een privacy-waarborg worden gezien. Het douchegordijn is niet ‘melkwit’, maar doorzichtig. Klager betwist dat hij niet gedetailleerd is te zien.  

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur
In aanvulling op de voorafgaand aan de zitting toegezonden pleitnotie is namens de directeur ter zitting het volgende naar voren gebracht. 

Voorafgaand aan de schouw is aan klager verteld dat er een schouw plaats zou vinden door leden van de beklagcommissie. Klager had aan die schouw kunnen meewerken, maar heeft dat niet gedaan. Klager heeft van een afstandje gekeken. Er is geen reden om opnieuw een schouw te houden.

De cellen op de afdeling van klager zijn identiek. In de cel bevindt zich een grote betonnen paal met daarin een wastafel. Het toilet zit achter de wastafel. De wastafel betreft een forse bak. Het is niet mogelijk om daar doorheen te kijken. Alleen de bovenkant van het lichaam is door het celluik te zien. Door een celluik is niets onoorbaars te zien, ook niet als klager zou staan. Bovendien klopt het personeel eerst op de deur, voordat het celluik wordt geopend. Het douchegordijn is van dik plastic. Door het douchegordijn is niets gedetailleerd te zien. 

 

3. De beoordeling
De beroepscommissie ziet geen aanleiding voor het (opnieuw) houden van een schouw, nu zij zich op grond van de stukken en wat ter zitting naar voren is gekomen voldoende ingelicht acht. Zij wijst het verzoek van klager daarom af. 

Het beklag ziet op de inrichting van klagers cel, voor zover het de douche en het toilet betreft. Die kunnen volgens klager onvoldoende worden afgeschermd, zodat zijn privacy onvoldoende is gewaarborgd. Klagers cel is identiek aan de andere cellen op klagers afdeling. Hieruit volgt dat de klacht is gericht tegen een algemene situatie, die niet specifiek klager betreft (vergelijk RSJ 1 september 2023, 22/29880/GA). Daarom is het beklag vergelijkbaar met een beklag tegen een algemene regel. Daartegen staat volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie alleen beklag open, als sprake is van strijd met (hogere) wet- of regelgeving. Dat criterium dient dan ook te gelden in gevallen als deze. 

In artikel 9, eerste lid, van de Regeling staat dat de verblijfsruimte is voorzien van een toilet en een wasgelegenheid, die zodanig kunnen worden afgeschermd dat de privacy van de gedetineerde voldoende is gewaarborgd. Het is naar het oordeel van de beroepscommissie niet aannemelijk geworden dat de privacy van klager als bedoeld in de Regeling onvoldoende is gewaarborgd. De beroepscommissie vindt voor dat oordeel van belang dat uit het verslag van de schouw volgt dat te zien is dat de gedetineerde op het toilet zit, maar ‘alleen het bovenste gedeelte’. Ter zitting is namens de directeur aangegeven dat er niet door de wasbak heen kan worden gekeken en dat ook wanneer klager staat, er ‘niets’ te zien is. De beroepscommissie begrijpt daaruit dat klagers onderlichaam niet te zien is bij gebruik van het toilet, ook niet als hij daarvan staand gebruikmaakt. Blijkens het verslag van de schouw is de douche afgeschermd met een dik plastic gordijn, waarbij alleen vaag een silhouet van de gedetineerde wordt gezien. Een gedetineerde is ‘absoluut niet gedetailleerd te zien’. De stelling van klager dat hij het voorgaande betwist, levert voor de beroepscommissie geen reden op om aan het verslag te twijfelen. Ten overvloede merkt de beroepscommissie nog op dat de directeur heeft aangegeven dat er voorafgaand aan het openen van het celluik, door het personeel op de deur wordt geklopt. Klager kan op dat moment aangeven dat hij gebruikmaakt van de douche of het toilet.  

De EPR betreffen internationale aanbevelingen, die in Nederland algemeen verbindende kracht missen. Om die reden worden de EPR op zichzelf niet betrokken bij de toets of sprake is van strijd met wet- of regelgeving.          

Nu het beklag is gericht tegen een algemene situatie en niet is gebleken van strijd met wet- of regelgeving, zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.


Deze uitspraak is op 16 november 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. F. Sieders, voorzitter, drs. M.R. van Veen en mr. B. van der Werf, leden, bijgestaan door de secretaris.  
 
             voorzitter

Naar boven