Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1036/TA, 28 augustus 2008, beroep
Uitspraakdatum:28-08-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1036/TA

betreft: [klager] datum: 28 augustus 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 februari 2008 van de beklagcommissie bij FPC Veldzicht te Balkbrug, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 31 juli 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager gehoord.
Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de uitsluiting van de arbeid op de afdeling ZIA (Zeer Individuele Activiteiten) voor de duur van een week en een te lage compensatie van € 25,=.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er is geen bewijs geleverd dat klager een vrouwelijke bewoonster heeft lastig gevallen. Klager meent dat de toegekende tegemoetkoming van € 25,= te laag
is. Overigens ziet klager het toekennen van een tegemoetkoming als een schuldbekentenisvan de kant van de inrichting. Klager heeft recht op zijn inkomen van € 200,= per maand. Hij heeft vijf maanden moeten wachten voordat hij zijn gelijk kon halen.
Uitgaande van € 25,= per dag meent klager dat hij in totaal € 3.950,= van de inrichting dient te ontvangen.
Klager is eerder tweemaal gewaarschuwd om vrouwelijke bewoonsters niet lastig te vallen. Bij herhaling zou hij van de arbeid op de ZIA worden afgehaald. Klager meent dat dit verleden er niet bijgehaald moet worden. De incidenten waren toen afgedaan met
een waarschuwing. Klager heef ook aangegeven elders te willen werken, zodat hij geen last ondervindt van de betreffende vrouwelijke bewoonster.

Het hoofd van de inrichting heeft op het beroep gereageerd door te verwijzen naar het voor de beklagcommissie gevoerde verweer.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht het juist dat niet aannemelijk is geworden dat klager op 9 november 2007 een vrouwelijke bewoonster heeft lastig gevallen. In zoverre zou het beroep gegrond moeten worden verklaard. Echter, uit de stukken en de ter zitting door
klager gegeven toelichting is voldoende aannemelijk geworden dat klager vóór 9 november 2007 meermalen seksistische opmerkingen heeft gemaakt. Hiervoor is klager ook tweemaal gewaarschuwd. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voorzover dat is komen
vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard. Gelet op de ongegrondverklaring van het beroep, kan hetgeen klager heeft
aangevoerd over de hoogte van de tegemoetkoming, dat de uitkomst is van de bemiddeling ex artikel 55 Bvt door de Commissie van toezicht, verder onbesproken blijven.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. van Kamp, voorzitter, mr. H. Heijs en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 28 augustus 2008

secretaris voorzitter

Naar boven