Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34677/GA, 30 oktober 2023, beroep
Uitspraakdatum:30-10-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/34677/GA

 

                                  

Betreft  [Klager]

Datum  30 oktober 2023

 

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.         een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, met cameratoezicht, vanwege het vernielen van zijn cel en het inslikken van de steel van een vork, ingaande op 12 februari 2023;

b.         het niet verstrekken van zijn medicatie op het daartoe bestemde tijdstip.

De beklagcommissie bij de locatie Hoogvliet heeft op 9 juni 2023 het beklag ongegrond verklaard (Ho-2023-48). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. L. Janse, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager – met bijstand van een telefonische tolk Pools –, zijn raadsvrouw en […], juridisch medewerker bij de locatie Hoogvliet, gehoord op de zitting van 28 september 2023 in het Justitieel Complex Zaanstad.

Mr. L.M. Uljee, secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De beklagcommissie is bij het nemen van haar beslissing partijdig en niet objectief geweest. In de uitspraak wordt niet ingegaan op de oorzaken van de gebeurtenis die aan de disciplinaire straf ten grondslag is gelegd en op de vraag waarom het zo ver is gekomen en wie daarvoor verantwoordelijk is. Tijdens de beklagzitting is klager niet (correct) gehoord door de beklagcommissie. Klager werd onderbroken en weinig aan het woord gelaten. Uiteindelijk is het horen van klager beëindigd doordat er geen contact (meer) was met de tolk, waarbij niet is geprobeerd om opnieuw verbinding te maken.

De beklagcommissie overweegt dat er geen probleem is met de medicatie, maar met klager zelf. Klager heeft weliswaar uiteindelijk om 23:00 uur zijn medicatie gekregen, maar dat was pas toen hij in een afzonderingscel was geplaatst na het incident. Klager had zijn medicatie om 21:00 uur moeten krijgen, wat is bevestigd door de directeur. Ook hieraan gaat de beklagcommissie voorbij. Klager is afhankelijk van clonazepam (een benzodiazepine). Dit krachtige medicijn voorkomt dat klager harddrugs neemt, stabiliseert zijn agressie en negatieve emoties en zorgt ervoor dat hij zich normaal voelt en een actieve levensstijl kan volgen. Klager neemt deze medicatie al tien jaar lang en is eraan verslaafd. Er bestaat geen vervangend middel voor het medicijn en de afkickverschijnselen kunnen heel hevig zijn en leiden tot een zenuwinzinking of zelfs zelfmoord. De beklagcommissie is zich niet ervan bewust hoe sterk de medicatie is en probeert dit ook niet na te gaan. Het zou afdoende zijn geweest om informatie in te winnen bij een expert op het gebied van farmacologie.

Door het niet tijdig verstrekken van de medicatie zijn bij klager emoties en stress teweeggebracht die hebben geleid tot de vernieling van zijn cel. Dit betrof evenwel een psychische overmachtssituatie, waarvoor klager niet disciplinair had mogen worden gestraft. Sinds er geen problemen meer zijn met de verstrekking van de medicatie, veroorzaakt klager geen problemen meer.

Het incident deed zich voor op 11 februari 2023 om 23:00 uur. De directeur heeft klager pas op 12 februari 2023 om 15:50 uur gehoord. Daarmee is de maximumtermijn van het bewaardersarrest overschreden. Dat klager tussentijds in het ziekenhuis is geweest, is geen reden om de maximumtermijn te overschrijden (vergelijk in dat kader RSJ 23 september 2013, 13/2116/GA). Er waren meerdere mogelijkheden om klager te horen, al dan niet telefonisch. Er kleeft aan de beslissing tot oplegging van de disciplinaire straf dan ook een formeel gebrek.

Klager verzoekt om te worden onderzocht door een onpartijdige arts en om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.
 

Standpunt van de directeur

Vrijwel direct nadat klager vernam dat hij zijn medicatie (op dat moment) niet verstrekt kreeg, begon hij met het vernielen van zijn cel. Op 11 februari 2023 was er geen medicatie geleverd vanuit de apotheek, omdat de medicatie niet beschikbaar was. Dat klager in een dusdanige gemoedstoestand raakt en daarop vanuit een overmachtssituatie zijn cel gaat vernielen, is – hoewel niet in een medisch oordeel kan worden getreden – onaannemelijk. Klager wordt dan ook verantwoordelijk gehouden voor zijn gedrag.

Klager is op 12 februari 2023 langdurig in het ziekenhuis geweest om de steel van de vork te verwijderen. Direct na terugkomst in de inrichting is klager gehoord en is de disciplinaire straf opgelegd.

 

3. De beoordeling

Voor zover door klager is geklaagd over de procedure bij de beklagcommissie gaat de beroepscommissie hieraan voorbij, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.

Klager heeft verzocht om hem te laten onderzoeken door een onpartijdige arts. De beroepscommissie acht zich op basis van de stukken en wat er zitting is besproken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en zal het verzoek daarom afwijzen.
 

Beklagonderdeel a.

Op basis van de stukken en wat ter zitting is besproken, is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie dit beklagonderdeel terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet in dit geval geen aanleiding om de overwegingen van de beklagcommissie aan te vullen of te wijzigen.
 

Beklagonderdeel b.

De directeur heeft ter zitting toegelicht dat de reden dat klagers medicatie op 11 februari 2023 om 21:00 uur niet kon worden verstrekt, gelegen was in de omstandigheid dat de apotheek deze medicatie voor klager niet had geleverd omdat deze niet beschikbaar was. Aan klager kon de bedoelde medicatie om 23:00 uur alsnog worden verstrekt, omdat de medicatie van een eerdere datum nog beschikbaar bleek en na overleg aan klager mocht worden verstrekt.

Het door het personeel niet of niet tijdig verstrekken van medicatie, doordat de apotheek dit niet heeft kunnen leveren of heeft geleverd, valt naar het oordeel van de beroepscommissie onder het handelen door of namens de inrichtingsarts (vergelijk RSJ 28 april 2022, 21/23644/GM, en RSJ 7 juni 2021, R-20/8261/GM). In dit geval, en anders dan in een ander beroep van klager over het eveneens niet verstrekken van zijn medicatie op het daartoe bestemde tijdstip (RSJ 30 oktober 2023, 23/35003/GA), staat aldus niet de vraag centraal of de directeur door het niet tijdig verstrekken van klagers medicatie structureel en in belangrijke mate is tekortgeschoten in zijn verzorgende taken. Tegen het handelen door of namens de inrichtingsarts staat een aparte medische klachtenprocedure procedure open. De beklagcommissie had zich daarom onbevoegd moeten verklaren om dit beklagonderdeel in behandeling te nemen. Nu de beklagcommissie dat niet heeft gedaan, zal de uitspraak van de beklagcommissie op dit onderdeel worden vernietigd. De stukken zullen ter bemiddeling worden doorgestuurd aan het hoofd van de medische dienst van de locatie Hoogvliet.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklagonderdeel a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie inzake beklagonderdeel b., bepaalt dat de beklagcommissie zich onbevoegd had moeten verklaren om dit beklagonderdeel in behandeling te nemen en bepaalt dat de stukken in handen van het hoofd van de medische dienst van de locatie Hoogvliet worden gesteld.

 

 

Deze uitspraak is op 30 oktober 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. A.M.G. Smit en mr. J.T.W. van Ravenstein, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

 

 

secretaris         voorzitter

Naar boven