Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/36768/SGB, 19 oktober 2023, schorsing
Uitspraakdatum:19-10-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/36768/SGB

  

           

Betreft  [verzoeker]

Datum  19 oktober 2023

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 13 oktober 2023 beslist verzoeker (tijdelijk) over te plaatsen naar de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden. Verzoeker heeft daartegen bezwaar ingesteld.

Verzoekers raadsvrouw, mr. A. Knol, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van verweerder op het schorsingsverzoek en van het bezwaarschrift.

 

2. De beoordeling

Gelet op artikel 73, vierde lid, in verbinding met artikel 66, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), kan in beginsel pas om schorsing worden verzocht in de beroepsprocedure (dus nadat verweerder het bezwaarschrift ongegrond heeft verklaard en verzoeker tegen die ongegrondverklaring beroep heeft ingesteld). Daarop kan alleen een uitzondering worden gemaakt als de beslissing van verweerder meer dan zes weken op zich laat wachten (artikel 17, vierde lid, van de Pbw) of als sprake is van uitzonderlijke omstandigheden.

Verzoekers bezwaarschrift is minder dan zes weken geleden door verweerder ontvangen. Nu echter uit de stukken volgt dat sprake is van een tijdelijke overplaatsing en verzoeker op

22 december 2023 weer zal worden teruggeplaatst naar de PI Heerhugowaard, acht de voorzitter – gelet op de doorlooptijd van de behandeling van het bezwaarschrift – sprake van een uitzonderlijke omstandigheid op grond waarvan kan worden afgeweken van het uitgangspunt dat pas in de beroepsprocedure om schorsing kan worden verzocht.

De voorzitter merkt op dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van verweerder slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen bezwaar is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Uit de stukken komt naar voren dat verzoeker op verzoek van het Openbaar Ministerie tijdelijk wordt overgeplaatst naar de PI Leeuwarden in verband met het bijwonen van de zittingen in zijn strafzaak bij het Gerechtshof Leeuwarden. Dit is noodzakelijk wegens logistieke aspecten van verzoekers vervoer naar de zitting. De zittingen vinden plaats in de maand december en na de laatste zittingsdag op 21 december 2023 kan verzoeker weer worden teruggeplaatst naar de PI Heerhugowaard.

Gelet op het voornoemde kon verweerder – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – in redelijkheid de bestreden beslissing nemen. Nu die beslissing niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt, zal de voorzitter het verzoek afwijzen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

 

Deze uitspraak is op 19 oktober 2023 gedaan door mr. M.L. Plas, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.

 

 

 

secretaris         voorzitter

Naar boven