Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34683/GB, 8 november 2023, beroep
Uitspraakdatum:08-11-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/34683/GB
    
            
Betreft    [klager]
Datum    8 november 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 26 mei 2023 beslist klagers deelname aan een penitentiair programma (PP) te beëindigen en hem terug te plaatsen in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 28 juni 2023 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsvrouw, mr. E.A. Blok, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Bij klager is een urinecontrole afgenomen. Op 10 mei 2023 is uit de Ruma-uitslag naar voren gekomen dat de kreatininewaarde beneden de 2 mmol/l ligt, wat wil zeggen dat de urine te waterig is. De uitslag is verder wel negatief op alle geteste middelen. Desondanks is de test geldig verklaard. 

Klager werd in de maling genomen door een vriend. Later bleek dat hij een sigaret had gerookt in plaats van te hebben geblowd. Klager heeft daarnaast niet gefraudeerd. Een verdunning kan verschillende oorzaken hebben. Zo kan de verdunning veroorzaakt zijn door extra vochtinname. Onder bijzondere omstandigheden wordt een kreatininegehalte van minder dan 2 mmol/l niet als fraude aangemerkt. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als de gedetineerde altijd veel sport en water drinkt. Dan kan hij het voordeel van de twijfel krijgen bij een concentratie van 0,9 mmol/l (vergelijk RSJ 11 februari 2010, 09/3174/GA). Klager sport veel en hij drinkt dan veel water. Het is dus, alle omstandigheden in overweging nemende, niet aannemelijk dat hij heeft gefraudeerd. 

Bovendien is de beslissing buitenproportioneel. Bij overtreding van de voorwaarden kan ingevolge artikel 9a, eerste lid onder a, van de Penitentiaire maatregel (Pm) een waarschuwing worden gegeven. In klagers geval had daarmee kunnen worden volstaan.  

De terugplaatsing heeft immers grote gevolgen voor zijn resocialisatie. Klager heeft laten zien dat zijn motivatie en inzet voldoende bestendig zijn om zijn re-integratiedoelen te verwezenlijken. Hij heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt en de deelname aan het PP verliep goed. Hij hield zich aan alle afspraken en was goed bereikbaar voor de reclassering. Ook stond klager op een wachtlijst voor behandeling. Die kan ten gevolge van de terugplaatsing niet worden opgestart. Klager heeft geen gevaar gevormd voor de maatschappij.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van verweerder
Uit het selectieadvies volgt dat klager op 10 mei 2023 een urinecontrole is aangezegd. Uit de uitslag is naar voren gekomen dat de kreatininewaarde beneden de 2 mmol/l ligt. Dat wil zeggen dat de urine te waterig is. Uit het dossier volgt voorts dat klager heeft toegegeven te hebben geblowd tijdens zijn deelname aan een PP, maar dat hij niet bewust waterige urine heeft overgelegd. 

Een te laag kreatininegehalte duidt in beginsel op fraude bij de urinecontrole, wat gelijk wordt gesteld met het gebruik van harddrugs. Een dergelijke uitslag levert een gerechtvaardigde grond op voor het beëindigen van het PP. Dat is slechts anders indien er sprake is van zodanige bijzondere omstandigheden, dat daardoor het te lage kreatininegehalte niet aan klager kan worden verweten. Van bijzondere omstandigheden die tot afwijking van die regel zouden moeten leiden, is niet gebleken. 

Klager bestrijdt niet dat zijn kreatininewaarde te laag was, maar hij heeft aangevoerd dat de verdunning veroorzaakt kan zijn door extra vochtinname, omdat hij veel sport en daarom veel drinkt. Deze uitleg is niet aannemelijk. Klager heeft immers toegegeven te hebben geblowd. Dat klager in beroep, met een ongeloofwaardige toelichting, terug lijkt te komen op de bekentenis, doet hier niet aan af. 

Er wordt van gedetineerden die deelnemen aan een PP een grote mate van zelfstandigheid verwacht, nu een dergelijk traject verregaande vrijheden omvat. Klager is onvoldoende in staat gebleken om de verantwoordelijkheid daarvan te dragen, nu hij binnen zeven dagen na de start van zijn PP de voorwaarden voor deelname heeft overtreden. Dat kon worden volstaan met een waarschuwing, volgt verweerder dan ook niet.

 

3. De beoordeling
Klager is sinds 14 januari 2021 gedetineerd. Hij ondergaat momenteel een gevangenisstraf van drie maanden in verband met de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De datum waarop klager (voorwaardelijk) in vrijheid wordt gesteld, is momenteel bepaald op 16 december 2023.

De wet- en regelgeving
In artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet en artikel 7 van de Penitentiaire maatregel is bepaald wanneer een gedetineerde in aanmerking komt voor deelname aan een PP. 

Op grond van artikel 8 van de Pm ligt de algemene verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van een PP bij de directeur van de inrichting of afdeling waarin de deelnemer aan het PP is ingeschreven.

Op grond van artikel 9, tweede lid, van de Regeling Urinecontrole penitentiaire inrichtingen is de in deze Regeling beschreven procedure eveneens van toepassing op urinecontroles die gedurende een deelname aan een PP worden uitgevoerd, waarbij de taken worden verricht door een personeelslid van de uitvoeringsinstantie. 

De bestreden beslissing
Verweerder heeft klagers deelname aan een PP beëindigd en hem teruggeplaatst in de gevangenis, omdat klager heeft toegegeven middelen te hebben gebruikt en hij daarna te waterige urine heeft afgestaan bij een urinecontrole.

De overwegingen van de beroepscommissie
Uit de stukken volgt dat klager op 3 mei 2023 is gaan deelnemen aan een PP. Hij diende zich wekelijks bij de reclassering te melden in het kader van zijn meldplicht en urinecontroles. Tijdens het eerste meldplichtgesprek heeft klager aangegeven dat hij had geblowd, omdat hij hier rustig van wordt en hij moeilijk in slaap komt als hij niet heeft geblowd. Op 10 mei 2023 is vervolgens, extramuraal, een urinecontrole afgenomen. Daaruit is naar voren gekomen dat er sprake is van een te lage kreatininewaarde. Hoewel de uitslag verder negatief is op alle geteste middelen, is de uitslag toch geldig verklaard. Een te lage kreatininewaarde duidt in beginsel op fraude bij de urinecontrole. 

Allereerst acht de beroepscommissie van belang dat klager beklag had kunnen instellen tegen de wijze waarop de urinecontrole bij hem is afgenomen, gelet op het bepaalde in artikel 8 van de Pm en artikel 9 van de Regeling Urinecontrole penitentiaire inrichtingen. Niet gebleken is dat dit is gebeurd. Verder bestrijdt klager niet dat zijn kreatininewaarde te laag was, maar heeft hij aangevoerd dat hij veel sport en veel water drinkt. De beroepscommissie acht dit, in het licht van klagers bekentenis dat hij geblowd had, niet aannemelijk. Uit het selectieadvies volgt ook dat klager tijdens zijn detentie meerdere positieve urinecontroles heeft gehad en in verband is gebracht met het gebruik van verdovende middelen in de inrichting. Hoewel klager in beroep terugkomt op zijn bekentenis dat hij zou hebben geblowd, acht de beroepscommissie dit, gelet op dat wat in het selectieadvies staat beschreven, eveneens niet aannemelijk. 

Niet ter discussie staat dat voor klagers deelname aan een PP als voorwaarde een verbod op drugs en/of alcohol gold en dat klager voor de gestelde voorwaarden aan het PP heeft getekend. De beroepscommissie overweegt dat de voorwaarden rondom klagers deelname aan een PP duidelijk waren, in die zin dat vermeld staat dat overtreding van de voorwaarden kan leiden tot terugplaatsing in het gesloten regime. Hoewel ook een waarschuwing tot de mogelijkheden behoort, acht de beroepscommissie het in dit geval, mede gelet op klagers bekentenis te hebben geblowd, niet onredelijk dat beslist is tot beëindiging van klagers deelname aan een PP. 

De beroepscommissie is van oordeel dat verweerder, gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, in redelijkheid en billijkheid tot de bestreden beslissing heeft kunnen komen. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 8 november 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven