Nummer 23/35638/GA
Betreft [Klager]
Datum 16 oktober 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Scheveningen (hierna: de directeur) heeft op 15 augustus 2023 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.
Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft klager, […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het PPC Scheveningen, en […], psychiater en eerste geneeskundige bij het PPC Scheveningen, gehoord op de zitting van 28 september 2023 in het Justitieel Complex Zaanstad. Klagers raadsman, mr. R.I. Kool, heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen en heeft daarbij een (nadere) schriftelijke reactie toegestuurd. Het lid van de beroepscommissie drs. W.M. van der Vlist was niet ter zitting aanwezig, maar beslist wel mee op het beroep aan de hand van het dossier en het verhandelde ter zitting. De aanwezige partijen hebben aangegeven geen bezwaar hiertegen te hebben.
Mr. A.M.G. Smit, lid van de Afdeling rechtspraak van de RSJ, en mr. L.M. Uljee, secretaris bij de RSJ, waren als toehoorder aanwezig.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De directeur is op 10 augustus en 15 augustus 2023 bij klager langs geweest voor een mondelinge mededeling (de beroepscommissie begrijpt: inzake respectievelijk de voorgenomen en definitieve beslissing tot toepassing van een a-dwangbehandeling). Zowel klager als zijn advocaat hebben nergens stukken van ontvangen. Klager heeft zelf uiteindelijk van de maandcommissaris op 11 augustus 2023 de verklaringen van de behandelend psychiater en onafhankelijk psychiater ontvangen en van een personeelslid op 15 augustus 2023 de schriftelijke mededeling inzake de definitieve beslissing tot toepassing van een a-dwangbehandeling. Klager is uitgelegd dat er contact is geweest met zijn advocaat. Deze advocaat zou [advocaat 1] betreffen, naar wie op 9 augustus 2023 ook de voorgenomen beslissing tot toepassing van een a-dwangbehandeling zou zijn gestuurd. Op dat moment werd klager al geruime tijd in zijn strafzaak bijgestaan door een andere advocaat, te weten [advocaat 2]. Klager heeft contact opgenomen met zowel [advocaat 1] als [advocaat 2], maar beiden hadden geen stukken ontvangen. Voor zaken op het gebied van detentierecht wordt klager inmiddels bijgestaan door mr. Kool.
Uit de wetsgeschiedenis bij de Penitentiaire maatregel (Pm) volgt dat rechtsbescherming bij een a-dwangbehandeling een belangrijk aspect vormt (Stb. 2013, 99, p. 20). Bij een a-dwangbehandeling geldt een enigszins uitgebreide meldingsprocedure, wat samenhangt met het verstrekkende karakter van de behandeling (Stb. 2013, 99, p. 26). Van de directeur mocht dan ook worden verwacht dat hij meer zorgvuldigheid zou betrachten bij het vooraf informeren van klagers advocaat. Zo had bijvoorbeeld bij klager moeten worden nagegaan wie zijn huidige advocaat is. Daartoe is de directeur niet overgegaan, waardoor een advocaat is aangeschreven die niet gemachtigd was om namens klager bezwaar te maken tegen het voornemen tot toepassing van een a-dwangbehandeling. De bestreden beslissing is dan ook in strijd met artikel 22e, eerste lid, van de Pm genomen.
Voordat klager in beroep is gegaan, heeft hij meerdere gesprekken met het personeel gehad. In deze gesprekken is het onder meer gegaan over de gang van zaken omtrent het indienen van verzoekbriefjes, de definitieve beslissing tot toepassing van een a-dwangbehandeling, de behandelovereenkomst, het verhaal dat klager zou staren, de evaluatie tot en met 15 maart 2022, het onderzoek van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie van 20 juli 2017, klagers eerdere verblijf in het Pieter Baan Centrum en een pro Justitia rapportage. De inhoud van deze gesprekken heeft klager gedetailleerd uiteengezet in zijn beroepschrift en nadere toelichtingen. Vooropstellend is er geen sprake van een stoornis van klagers geestesvermogen of andere psychotische stoornis of verslavingsproblematiek. De voorvallen die de behandelend psychiater in zijn verklaring aanhaalt, zijn ofwel in strijd met de werkelijkheid ofwel op andere wijze te verklaren. Zo klopt het niet dat klager het slachtoffer in zijn strafzaak vrijwel uit het niets heeft aangevallen en dat hij tijdens het verhoor bij de politie aangaf dat hij verward was.
Dat de bestreden beslissing noodzakelijk is en dat het vermeende gevaar niet zonder geneeskundige behandeling binnen redelijke termijn kan worden weggenomen, is voorts onvoldoende gemotiveerd. Ten eerste is onduidelijk waarom nu juist is gekozen voor het inzetten van een a-dwangbehandeling. In de verklaring van de behandelend psychiater worden weliswaar verschillende incidenten beschreven, maar daaruit volgt niet dat deze incidenten – waaruit het vermeende gevaar zou blijken – actueel zijn. De meest recente incidenten die worden beschreven, zouden op de crisisafdeling hebben plaatsgevonden. Klager heeft daar vanaf september 2021 slechts enkele maanden verbleven. Hoewel acuut gevaar geen wettelijk vereiste is voor de oplegging van een a-dwangbehandeling, dient er een actueel belang te bestaan waaruit de noodzaak volgt om tot een dergelijk ingrijpende behandeling over te gaan. De vraag is waarom niet eerder is beslist tot deze a-dwangbehandeling en – belangrijker – waarom niet kon worden gewacht tot een later moment. Het actuele belang volgt momenteel onvoldoende uit de bestreden beslissing. Ten tweede is het standpunt van de behandelend psychiater dat zonder medicamenteuze behandeling geen uitzicht is op herstel in de toekomst, niet onderbouwd. Hierdoor is onduidelijk om welke redenen andere, niet-medicamenteuze behandelingen niet kunnen leiden tot het wegnemen van het vermeende gevaar.
Klager krijgt antipsychotica toegediend via een injectie. Klager voelt zich slechter door de medicatie. Daarnaast heeft hij fysieke klachten als rugpijn en een ontstoken oor, maar deze klachten had hij ook al voordat hij de medicatie kreeg.
Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing onvoldoende zorgvuldig tot stand gekomen en lijdt de bestreden beslissing aan motiveringsgebreken, zodat deze niet in stand kan blijven.
Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van de directeur
In de verklaringen van de behandelend psychiater en onafhankelijk psychiater worden de psychiatrische problematiek en de daaruit voortvloeiende gevaren duidelijk omschreven. Er is sprake van gevaar voor anderen en voor klager zelf, meer specifiek voor zelfverwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Op grond van voornoemde verklaringen is de definitieve beslissing tot toepassing van een a-dwangbehandeling weloverwogen en proportioneel. De a-dwangbehandeling is pas kort van kracht, zodat er over de effectiviteit nog niet veel valt te zeggen. Er hebben zich sinds de start van de a-dwangbehandeling in ieder geval geen incidenten voorgedaan.
Voor wat betreft het in kennis stellen van de advocaat van de voorgenomen en definitieve beslissing tot toepassing van een a-dwangbehandeling, geldt normaliter dat als er een wisseling in advocaat plaatsvindt, de voormalige of nieuwe advocaat de inrichting hiervan op de hoogte stelt. Op het moment van het aanzeggen van een voorgenomen of definitieve beslissing tot toepassing van een a-dwangbehandeling, kan een dergelijke wisseling net hebben plaatsgevonden. Vaak stuurt de voormalig advocaat de voorgenomen of definitieve beslissing tot toepassing van een a-dwangbehandeling dan door naar de nieuwe advocaat. De directeur heeft geen bericht ontvangen over of kennis gehad van een wisseling in klagers advocaat.
3. De beoordeling
Formaliteiten
Door en namens klager is – kort gezegd – aangevoerd dat hij en zijn advocaat niet de aan de aan de a-dwangbehandeling ten grondslag liggende stukken hebben ontvangen. De beroepscommissie overweegt daarover als volgt.
Voor zover het klager zelf betreft, geldt dat – los van de omstandigheid dat klager bepaalde stukken alsnog op schrift heeft ontvangen via de maandcommissaris en het personeel – het (onverwijld op schrift) uitreiken van de verklaringen van de behandelend psychiater en onafhankelijk psychiater en de voorgenomen beslissing tot toepassing van een a-dwangbehandeling geen wettelijke vereisten zijn. Daarnaast is klager de definitieve beslissing tot toepassing van een a-dwangbehandeling conform artikel 58, eerste lid, van de Pbw onverwijld op schrift uitgereikt.
Voor zover het klagers advocaat betreft, stelt de directeur op grond van artikel 22e, eerste en vierde lid, van de Pm – voor zover hier van belang – de advocaat van de gedetineerde in kennis van een voorgenomen beslissing tot een a-dwangbehandeling, uiterlijk drie dagen voor het nemen van die beslissing, en van de aanvang van de a-dwangbehandeling. Ten tijde van de voorgenomen en definitieve beslissingen tot toepassing van een a-dwangbehandeling was [advocaat 1] de in de inrichting bekende advocaat van klager. De directeur is destijds niet op de hoogte geweest of geraakt van een wisseling in klagers advocaat. De beroepscommissie is van oordeel dat van de directeur in dat kader niet meer (of meer inspanningen) kon(den) worden verwacht dan het conform artikel 22e, eerste en vierde lid, van de Pm in kennis stellen van de in de inrichting bekende advocaat. Dat kennelijk de voorgenomen en/of definitieve beslissing tot toepassing van een a-dwangbehandeling [advocaat 1] niet heeft/hebben bereikt en/of dat deze hem wel heeft/hebben bereikt, maar hij heeft nagelaten deze beslissing(en) door te geleiden naar de opvolgend advocaat, kan de directeur niet worden verweten.
Gelet op het voorgaande is van de door en namens klager gestelde formele gebreken naar het oordeel van de beroepscommissie geen sprake.
Inhoudelijk
Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.
De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager (in de vorm van een uittreksel van klagers behandelingsplan) en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd.
Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.
Klager is bekend met schizofrenie, verslavingsproblematiek en vermoedelijk psychotische belevingen. Klager is in september 2021 in het PPC Scheveningen geplaatst wegens een psychotisch toestandsbeeld, dat gepaard ging met incoherent en wijdlopig denken, paranoia en betrekkingswanen. Tijdens klagers verblijf op de crisisafdeling deden zich verschillende incidenten voor, waaronder brandstichting. Naar aanleiding hiervan heeft klager kortdurend antipsychotica gebruikt. Nadat klager in december 2021 stopte met het gebruik van antipsychotica werden paranoïde wanen en formele denkstoornissen waargenomen. In de maanden daarop is er een toename in meldingen en zorgen over klagers psychiatrische toestand. Klager is vanuit zijn psychiatrisch toestandsbeeld met momenten dreigend en gevaarlijk. De achterdocht en de daaruit volgende dreiging en agressie hebben geleid tot klagers indexdelict, waarbij hij uit het niets een voor hem onbekend persoon heeft aangevallen. Deze aanloop naar agressie wordt ook waargenomen op de afdeling, waarbij klagers spanningen toenemen, hij meer staat te staren, in zichzelf praat en oninvoelbaar overkomt.
De gedragsproblemen die in relatie staan tot klagers psychiatrisch toestandsbeeld brengen zowel gevaar voor anderen als gevaar voor klager zelf (maatschappelijke teloorgang en zelfverwaarlozing) met zich mee. Volgens de behandelend psychiater is er zonder medicamenteuze behandeling geen uitzicht op herstel in de toekomst. Er dient met antipsychotica voldoende lang te worden behandeld om uiteindelijk een positief en meer structureel behandelresultaat te verkrijgen. De onafhankelijk psychiater geeft in dat kader aan dat klagers (paranoïde) psychose nog niet in remissie is. Minder bezwarende middelen als plaatsing in afzondering of in een individueel programma zullen niet leiden tot het benodigde effect. Er is geen ziektebesef of -inzicht en klager weigert om vrijwillig medicatie in te nemen. Antipsychotica zijn bij klager in het verleden effectief gebleken.
Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 16 oktober 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. J.T.W. van Ravenstein en drs. W.M. van der Vlist, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.
secretaris voorzitter