Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34431/GA, 10 oktober 2023, beroep
Uitspraakdatum:10-10-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/34431/GA

    

           

Betreft  [klager]

Datum  10 oktober 2023

 

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het feit dat hij in de locatie Klein Bankenbosch geen Nederlandse les mag volgen.

De beklagcommissie bij de locatie Klein Bankenbosch te Veenhuizen heeft op 16 juni 2023 het beklag ongegrond verklaard (Kl 2023-56). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. J.P.W. Temminck Tuinstra, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de locatie Klein Bankenbosch (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Er zijn geen omstandigheden die rechtvaardigen dat klager geen Nederlandse les mag volgen. Hij is veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel), waarbij de rechtbank heeft overwogen dat het wenselijk is om hem te laten re-integreren in de Nederlandse samenleving en dat de ISD-maatregel niet is bedoeld om hem te verplichten naar Polen terug te keren.

Bovendien heeft de rechtbank het beroep dat klager heeft ingediend tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag gegrond verklaard. Volgens de rechtbank lopen lhbti’s in Polen gevaar op een wrede en onmenselijke behandeling terwijl er geen effectief rechtsmiddel voorhanden is. Nog altijd heeft de Immigratie- en Naturalisatiedienst naar aanleiding van deze uitspraak geen beslissing genomen. De rechtsgevolgen van de eerder aan klager opgelegde ongewenstverklaring zijn van rechtswege en naar aanleiding van de asielprocedure opgeschort. Dat betekent dat hij nog steeds rechtmatig verblijf heeft in Nederland en niet kan worden aangemerkt als VRIS’er (vreemdeling in de strafrechtketen). Dit volgt ook uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 juni 2018 (C-181/16, ECLI:EU:C:2018:465, Sadikou Gnandi t. Belgische staat).

Voorts geeft het bijgevoegde verblijfsplan van klager van 14 maart 2023 geen indicaties om klager als VRIS’er te behandelen en hem Nederlandse les te onthouden. Klager verbleef eerder in het Justitieel Complex Zaanstad en daar volgde hij al Nederlandse les. Uit de Regeling tegemoetkoming kosten onderwijs gedetineerden valt daarnaast niet op te maken dat hij geen Nederlandse les zou mogen volgen en wel Engelse les. Hij spreekt vloeiend Engels. Klager verzoekt om het beroep mondeling te mogen toelichten.

 

Standpunt van de directeur

De beklagcommissie heeft geoordeeld overeenkomstig het standpunt van de directeur in beklag. De directeur persisteert bij hetgeen hij in beklag heeft aangevoerd. Klager heeft in beroep geen nieuwe gronden aangevoerd.

 

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Klager verblijft sinds 17 maart 2023 in de locatie Klein Bankenbosch en wil graag Nederlandse les volgen. De directeur weigert echter hem hiertoe in de gelegenheid te stellen. Volgens de directeur heeft klager geen rechtmatig verblijf in Nederland, waardoor re-integratie in de Nederlandse samenleving niet aan de orde is. Klager kan wel ander (taal)onderwijs volgen.

Het feit dat het volgen van Nederlandse les door strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in Nederland redelijkerwijs niet kan worden aangemerkt als een activiteit die is gericht op de re-integratie/terugkeer naar het land van herkomst, is tussen partijen geen onderwerp van discussie. Het is hier de vraag of klager (in ieder geval) sinds de aanvang van zijn verblijf in de locatie Klein Bankenbosch al dan niet rechtmatig verblijf heeft in Nederland en of de directeur, afhankelijk van het antwoord op die vraag, klager mocht weigeren om Nederlandse les te volgen. De beroepscommissie overweegt hierover als volgt.

De directeur stelt dat klager onrechtmatig verblijf in Nederland heeft. Hij verwijst hierbij naar inlichtingen van het afdelingshoofd en het enkele feit dat de selectiefunctionaris, namens de Minister voor Rechtsbescherming, klager als ‘‘ISD’er met een VRIS-status’’ in de locatie Klein Bankenbosch heeft geplaatst. Klager stelt echter, zo leidt de beroepscommissie af uit zijn standpunt en uit het dossier, dat hij wél (procedureel) rechtmatig verblijf heeft in Nederland op grond van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000, omdat hij, kort gezegd, de uitkomst van zijn lopende asielprocedure in Nederland mag afwachten.

Op basis van het dossier acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat klager rechtmatig verblijf in Nederland heeft. Dit lijkt al langer het geval te zijn. De rechtbank die klager op 20 juli 2022 tot een ISD-maatregel veroordeelde, overwoog namelijk: ‘‘Anders dan het advies van de reclassering, geeft de rechtbank in overweging dat gelet op het feit dat verdachte momenteel in Nederland mag verblijven, binnen de ISD toegewerkt moet worden naar resocialisatie en dat de intra- en extramurale fasen worden doorlopen, tenzij gedurende de ISD-maatregel zijn status wijzigt in die zin dat hij vanaf dat moment onrechtmatig in Nederland zal verblijven.’’ Bovendien staat in klagers verblijfplan over het trajectbepalingsoverleg op 14 maart 2023: ‘‘Besproken is [dat] IND procedure voor asielaanvraag loopt, mag voorlopige voorziening in Nederland afwachten’’. Ook op de (actuele) registratiekaart van klager staat vermeld dat hij rechtmatig verblijf in Nederland heeft.

De directeur heeft het bovenstaande niet weersproken. Het feit dat klager in een inrichting verblijft die is bestemd voor VRIS’ers die een ISD-maatregel ondergaan (deze plaatsingsbeslissing ligt in het kader van dit beroep niet voor), doet niet af aan de voorgaande conclusie van de beroepscommissie dat klager (in ieder geval) vanaf de aanvang van zijn verblijf in de locatie Klein Bankenbosch (procedureel) rechtmatig verblijf in Nederland heeft. Zolang deze status niet verandert, komt hij in aanmerking voor het volgen van Nederlandse les en mag hij dit gebruiken om zich voor te bereiden op zijn terugkeer in de Nederlandse samenleving.

Gezien het voorgaande heeft de directeur zijn beslissing om klager niet in de gelegenheid te stellen om Nederlandse les te volgen onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

Voor zover de beroepscommissie bekend is, heeft klager op dit moment nog steeds rechtmatig verblijf in Nederland en verblijft hij nog in Klein Bankenbosch. De beroepscommissie zal daarom de beslissing van de directeur vernietigen en de directeur opdragen om een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

        

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en draagt de directeur op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

 

 

Deze uitspraak is op 10 oktober 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.B. Oreel, voorzitter, mr. D. van der Sluis en mr. B. van der Werf, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

 

 

secretaris         voorzitter

Naar boven