Nummer 23/36259/SGA
Betreft verzoeker
Datum 29 september 2023
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)
1. De procedure
Verzoekers raadsman, mr. B. Hartman, vraagt - zo begrijpt de voorzitter - namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen (hierna: de directeur) van 21 september 2023 tot oplegging van een disciplinaire straf aan verzoeker van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege een positieve uitslag bij een urinecontrole, ingaande op 28 september 2023 om 14.30 uur en eindigend op 1 oktober 2023 om 14.30 uur.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (Nh-2023-000434).
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de opgelegde disciplinaire straf in strijd is met het rechtsbeginsel dat een persoon niet tweemaal kan worden bestraft voor hetzelfde feit (het ne bis in idem-beginsel). Daarnaast is de opgelegde disciplinaire straf onredelijk en onbillijk. Verzoeker was immers op 16 september 2023 al bestraft voor het aantreffen van contrabande (hasj) in zijn cel en voor het blowen van hasj. Het was dus bekend dat verzoeker had geblowd en daarvoor was hij al bestraft.
De voorzitter overweegt dat uit de schriftelijke reactie van de directeur, waaronder de schriftelijke verslagen van 14 en 20 september 2023, naar voren komt dat aan verzoeker diverse (voorwaardelijke) disciplinaire straffen zijn opgelegd voor diverse feiten. Op 14 september 2023 is door personeel geconstateerd dat verzoeker had geblowd in zijn cel. Onder andere hiervoor is aan verzoeker een voorwaardelijke disciplinaire straf opgelegd. Op 15 september 2023 is verzoeker opnieuw een schriftelijk verslag aangezegd, vanwege blowen in zijn cel. Op 16 september 2023 is aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd voor het aantreffen van contrabande in zijn cel. De voorzitter overweegt dat, anders dan door de directeur in de schriftelijke reactie is aangevoerd, uit de beslissing van 16 september 2023 volgt dat deze straf eveneens is opgelegd voor het blowen op cel nu daarin staat opgenomen dat de directeur ¨het aannemelijke blowen op cel op 15 september 2023¨ meeweegt bij de oplegging van de disciplinaire straf. Verzoeker heeft het blowen ook erkend toen hij werd gehoord door de directeur. Nu verzoeker al bestraft was voor het blowen in zijn cel en een positieve uitslag bij een urinecontrole het overduidelijke gevolg is van dat blowen (gebruik van cannabis), is naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, geen sprake van een nieuw feit op grond waarvan de directeur in redelijkheid een disciplinaire straf aan verzoeker heeft kunnen opleggen. Gelet daarop is sprake van strijd met het ne bis in idem-beginsel. De voorzitter wijst het verzoek toe.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
Deze uitspraak is op 29 september 2023 gedaan door mr. C.N. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.
secretaris voorzitter