Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1929/GV, 7 augustus 2008, beroep
Uitspraakdatum:07-08-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1929/GV

betreft: [klager] datum: 7 augustus 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L. van Berkel, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 augustus 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager begrijpt dat incidenteel verlof alleen wordt verleend ingeval zijn aanwezigheid noodzakelijk is en dat zijn aanwezigheid bij het huwelijk van zijn dochter niet absoluut noodzakelijk is.
Klager heeft enige maanden geleden bij de inrichting geïnformeerd naar de mogelijkheid van verlof. Door een medewerkster van de inrichting is toen (kennelijk) abusievelijk aan klager bericht dat hem verlof zou worden verleend. Dit gebeurde enkele
maanden geleden. Klager heeft dit aan zijn dochter gemeld, die vervolgens haar bruiloft is gaan plannen. Drie dagen voor de bruiloft ontving klager de afwijzende beslissing. Klager verzoekt de beroepscommissie in het geval van klager een uitzondering
te
willen maken. Klager was vanaf december 2003 gedetineerd in Portugal. In de zomer van 2008 is hij naar Nederland overgebracht om hier zijn straf verder uit te zitten. Toen hij in Nederland aankwam, bleek er nog een strafzaak uit 1997 open te staan.
Daarom zit klager zijn straf niet uit in een gevangenis maar in een huis van bewaring. Hierdoor behoort algemeen verlof niet tot de mogelijkheden voor klager. Klager en zijn dochter zouden het bijzonder op prijs stellen indien klager het huwelijk van
zijn dochter zou kunnen bijwonen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek om incidenteel verlof is afgewezen omdat er geen sprake is van een strikte noodzakelijkheid voor klager om bij die gebeurtenis aanwezig te zijn. Ook zou het huwelijk verzet kunnen worden naar een datum waarop klager niet meer in detentie
verblijft. De omstandigheid dat algemeen verlof niet kan worden verleend in verband met een openstaande strafzaak is geen bijzondere omstandigheid die kan leiden tot toekenning van incidenteel verlof. Voor zover door en namens klager is aangevoerd dat
hij te horen zou hebben gekregen dat het verlof zou worden toegestaan, geldt dat de medewerkers van de inrichtingen weten dat een verzoek als het onderhavige moet worden voorgelegd aan de selectiefunctionaris en dat deze een schriftelijke beslissing
neemt.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring Zuyderbos heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De Officier van Justitie bij het arrondissementsparket te Amsterdam heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het verlenen van incidenteel verlof. .
De politie te Schagen heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het verlenen van incidenteel verlof.

3. De beoordeling
Klager ondergaat in het kader van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen een in Portugal opgelegde gevangenisstraf van (bruto) 3000 dagen met aftrek, wegens – kortweg – opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 van de Opiumwet
gegeven verbod. Voorts loopt er nog een in mei 2007 ingesteld hoger beroep ter zake van een in 1998 of 1999 uitgesproken veroordeling in de strafzaak met kenmerk 13-120088-98.

Op grond van het bepaalde in artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde,
waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is.

De bruiloft van een kind is een gebeurtenis in de persoonlijke sfeer. De vraag is evenwel of klagers aanwezigheid daarbij noodzakelijk is. Hoe begrijpelijk klagers wens op zijn aanwezigheid ook is, levert dit geen noodzakelijkheid van zijn aanwezigheid
op. Dit wordt overigens ook door en namens klager erkend. Door en namens klager zijn enkele bijzondere omstandigheden aangevoerd, op grond waarvan desalniettemin incidenteel verlof zou moeten worden verleend. Naar het oordeel van de beroepscommissie
zijn die omstandigheden evenwel niet van dien aard, dat deze een verlening van incidenteel verlof kunnen rechtvaardigen. De omstandigheid dat klager (nog) niet in aanmerking komt voor algemeen verlof, is geen reden voor verlening van incidenteel
verlof. Voor zover is aangevoerd dat bij klager door het inrichtingspersoneel de verwachting was gewekt dat het verlof zou worden toegewezen, gaat klager voorbij aan de omstandigheid dat hij kon weten dat het verlenen van incidenteel verlof in zijn
geval een exclusieve bevoegdheid van de selectiefunctionaris is.
Hetgeen hiervoor is overwogen maakt dat de bestreden beslissing – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet onredelijk en onbillijk kan worden geacht. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 7 augustus 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven