Nummer 23/33667/GM
Betreft klager
Datum 28 september 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klager (hierna: klager)
1. De procedure
Klagers raadsvrouw, mr. A.M. van Wingerden, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich over niet tijdig handelen door de medische dienst bij pijnklachten (tot aan 28 maart 2023).
De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.
De beroepscommissie heeft klager en zijn raadsvrouw gehoord op de digitale zitting van 13 september 2023.
De inrichtingsarts heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De buikklachten zijn al in februari 2023 begonnen. Dat blijkt ook uit het advies van de medisch adviseur. Klager heeft zich gemeld bij de medische dienst. In het medisch dossier lijkt het of de klachten op en af gingen. Er werd pijnmedicatie voorgeschreven en dan ging het prima. Klager is het daar niet mee eens. Op 6 maart 2023 is klager weer bij de medische dienst geweest. Vanaf het begin is de pijn ondraaglijk geweest. Klager heeft verzocht om doorverwijzing naar het ziekenhuis voor zijn buikklachten, niet voor hartklachten. Dat laatste is wel gebeurd. Gelukkig bleek er niets met klagers hart aan de hand, maar de pijn bleef. Er had onderzoek aan zijn buik moeten plaatsvinden. Op 15 maart 2023 is klager bezocht. Hij heeft dan ondraaglijke pijn. Klager heeft verzoekbriefjes ingevuld om gezien te worden, maar daar wordt niet op gereageerd. Op 26 maart 2023 trekken piw-ers aan de bel. Klager wordt huilend in zijn cel aangetroffen. Hij kan niet eten van de pijn. Zelfs dan duurt het nog twee dagen voordat klager wordt doorverwezen naar het ziekenhuis. Tegen klager werd gezegd dat hij geen arts is en niet weet wat goed voor hem is. Klager weet wel wat goed is voor zijn lijf.
De raadsvrouw staat klager al twee jaar bij. Ze kent hem als een vriendelijke man die bijna nooit klaagt. Vanaf maart 2023 kwamen er telefoontjes van hem naar haar en die bleven aanhouden. Ze begon zich zorgen om hem te maken en heeft hem halverwege maart bezocht. Ze zag meteen dat hij pijn had, klager liep er krom van. Klager heeft niet de minimale zorg op grond van artikel 42 van de Penitentiaire beginselenwet gekregen. Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren en klager voor de pijn en de duur daarvan financieel te compenseren met een bedrag van €90,-.
Klager geeft desgevraagd aan dat het nu goed met hem gaat, maar dat hij niet de oude is. Hij heeft geen fut meer en krijgt vitaminetabletten. Klager heeft meerdere nachten aan de bel getrokken. Ze kwamen dan met vijf/zes man naar zijn cel, keken door het luikje en zeiden dat ze niks voor hem konden doen, terwijl de pijn ondraaglijk was. Niet alles is opgeschreven van wat er is gebeurd. Toen klager terugkwam uit het ziekenhuis, zei de arts tegen klager “of hij iedereen maar moet geloven die zegt dat hij pijn heeft”. Klager voelt zich een beetje in de steek gelaten. Er is iets uit zijn lijf genomen waar hij mee geboren is. Hij kreeg wel pijnmedicatie, tramadol, maar het ging gewoon niet meer.
Standpunt van de inrichtingsarts
De huisarts heeft klager op 6 maart 2023 gezien met op dat moment druk op de borst met uitstraling naar de linkerflank. De klachten van klager leken toen mogelijk te wijzen op een cardiaal probleem. In verband met zijn voorgeschiedenis en familieanamnese heeft de huisarts in overleg met klager besloten hem met een ambulance naar het ziekenhuis te sturen. Een hartprobleem werd aldaar uitgesloten. De huisarts zag klager een paar dagen daarna terug om dit te bespreken. Klager was toen erg opgelucht dat het niet zijn hart betrof en op dat moment was de pijn ook goed onder controle.
Tijdens dat eerste consult heeft de arts de buik van klager overigens niet beoordeeld. Dit had de arts achteraf gezien wel moeten doen, maar op dat moment is ervoor gekozen een eventuele cardiale oorzaak die meer haast had voorrang te geven. De klachten zijn dan een tijd weg.
Op 26 maart 2023 komt er een verzoek vanuit de afdeling om klager te zien vanwege maagklachten. Een verpleegkundige beoordeelt klager dan en maakt een spreekuurafspraak bij de huisarts. Op 27 maart 2023 wordt klager opnieuw gezien door een verpleegkundige waarbij blijkt dat de pijn niet onder controle is ondanks tramadol. Ze overlegt dan in verband met het avonduur met de arts van de huisartsenpost. Op 28 maart 2023 wordt klager gezien door een dan aanwezige huisarts, die klager verwijst naar het ziekenhuis waar bleek dat er sprake was van galstenen en een ontstoken galblaas. Gezien het feit dat de klachten tussendoor weg zijn geweest, heeft de huisarts het vermoeden dat de ontsteking de dagen voor het consult op 28 maart 2023 is ontstaan. De galsteen heeft klager mogelijk 6 maart 2023 ook al gehad.
3. De beoordeling
Het medisch dossier dat de beroepscommissie toegestuurd heeft gekregen, begint vanaf 6 maart 2023. Door en namens klager is echter aangevoerd dat de pijnklachten al in februari 2023 zijn begonnen. Dit blijkt ook uit het bemiddelingsverslag van de medisch adviseur en de beroepscommissie gaat dan ook uit van die informatie.
Bij 6 maart 2023 is genoteerd dat klager is gezien in verband met drukkende pijn op de borst, met uitstraling naar de linkerflank. Dat klager, gelet daarop, is doorverwezen naar het ziekenhuis voor een cardiaal onderzoek is te begrijpen. Toen dat echter als oorzaak was uitgesloten, bleven de pijnklachten. De beroepscommissie ziet een continue focus op de maag en stelt vast dat niet naar andere oorzaken is gekeken. Klager heeft tramadol voorgeschreven gekregen voor maagklachten, terwijl koliek en galstenen niet in overweging zijn genomen.
Op 27 maart 2023 heeft klager veel pijn. Er is overleg gevoerd met de huisartsenpost, maar er heeft geen onderzoek van de buik plaatsgevonden en de arts is niet geweest.
De beroepscommissie is van oordeel dat de gepresenteerde klachten eerder aanleiding hadden moeten vormen om verder aanvullend onderzoek te verrichten naar de oorzaak van klagers klachten. De medische dienst heeft niet voldoende voortvarend en daarmee onvoldoende adequaat gehandeld om tot een juiste diagnostiek en behandeling van klagers pijnklachten te komen.
Gelet daarop moet het handelen van de inrichtingsarts worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren.
De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €90,-.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €90,-.
Deze uitspraak is op 28 september 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. N.C.J.A.M. Kochx, leden, bijgestaan door mr. S. Jousma, secretaris.
secretaris voorzitter