Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/35190/TA, 28 september 2023, beroep
Uitspraakdatum:28-09-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/35190/TA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    28 september 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Het hoofd van het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht te Balkbrug (hierna: de instelling) heeft – voor zover in beroep van belang - op 20 maart 2023 beslist tot voortzetting van de eerder aan klager opgelegde verplichting tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 16b, aanhef en onder a, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) (hierna: a dwangbehandeling) met medicatie en elektroconvulsietherapie (ECT), voor de duur van drie maanden.

Klager heeft daartegen beklag ingesteld. De beklagcommissie bij de instelling heeft op 2 juni 2023 het beklag ongegrond verklaard (VE 2023-100). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. B.J. de Groot, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en […], jurist, en […], hoofdbehandelaar, beiden werkzaam bij de instelling, (telefonisch) gehoord op de zitting van 22 september 2023 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Het beklag is ten onrechte ongegrond verklaard. Klager heeft in verschillende beklagprocedures aangegeven dat hij last heeft van geheugenverlies als gevolg van het grote aantal ECT-behandelingen dat hij nu jaren achtereen moet ondergaan. Telkens volgde het antwoord dat het wel weer goed zou komen met zijn geheugen als de frequentie van de 
ECT-behandelingen zou verminderen. Nu de frequentie omlaag is, komt het geheugen niet terug. Klager heeft daarom bezwaar geuit tegen de voortzetting van de dwangmedicatie en vraagt zich af of er geen alternatieven voor of naast ECT bestaan en of voortzetting op de huidige weg nog voldoet aan de vereisten van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Het is klager onduidelijk waarom er niet naar alternatieve behandeling wordt gekeken, bijvoorbeeld met Aktiprol. Namens de instelling is eerder aangegeven dat in het verleden Aktiprol is geprobeerd, dat dit toen niet (goed) werkte en dat het daarom niet meer wordt overwogen. Klager begrijpt niet waarom niet gekeken wordt naar zijn huidige (medische) toestandsbeeld en het niet wordt overwogen. Immers is zijn lichaam als gevolg van ECT veranderd. Ondanks meerdere verzoeken, ook van de beklagcommissie, daartoe heeft de instelling geen antwoord gegeven op de vraag of het toedienen van een medicijn als Aktiprol na een groot aantal ECT-behandelingen wel kan aanslaan of aan zal slaan. Of dat er nog een behandeling met andere medicatie mogelijk is. Klager begrijpt daarom dan ook niet dat de beklagcommissie geen deskundige heeft willen benoemen om de gestelde vraag beantwoord te krijgen. Een onderzoek is nodig om duidelijkheid te krijgen of ECT verder afgebouwd kan worden en overgegaan kan worden op een andere minder ingrijpende behandeling of niet. Klager verzoekt daarom het beroep gegrond te verklaren al dan niet nadat een deskundige nader onderzoek heeft gedaan om duidelijkheid te krijgen of de dwangmedicatie voldoet aan de eisen van de wet of dat minder ingrijpende middelen tot de mogelijkheden bestaat.

Klager heeft ter zitting aanvullend aangegeven dat hij geen gevaar voor de maatschappij is. Hij is een priester en bidt zes keer per dag. Klager wil graag stoppen met de medicijnen, want hij is in controle over zijn gedrag. Hij verdient zijn vrijheid. 

Standpunt van het hoofd van de instelling
Namens het hoofd van de instelling is ter zitting verwezen naar het in de beklagprocedure gevoerde verweer. In aanvulling hierop is ter zitting door de hoofdbehandelaar van klager telefonisch toegelicht dat het op dit moment een stuk beter gaat met klager en dat hij stappen heeft gezet. In juni is hij daarom overgeplaatst van de EVBG-afdeling naar een andere afdeling. Bij klager is evenwel sprake van een fragiel toestandsbeeld. Bij afschaling van de dwangbehandeling wordt direct een terugval gezien. De ECT-behandeling wordt nog noodzakelijk geacht. Klager krijgt eenmaal per vier weken een onderhoudsbehandeling. Het medicijn Aktiprol, dat klager wenst te gebruiken, is eerder geprobeerd, zonder gewenst effect. De ECT-behandeling in combinatie met het medicijn clozapine die klager nu krijgt voldoet aan de voorgeschreven richtlijn. Er worden geen andere opties gezien. De andere medicijnen die de raadsvrouw van klager ter zitting heeft geopperd, kunnen niet worden ingezet, omdat daar geen richtlijnen voor zijn die op klager van toepassing zijn.  

 

3. De beoordeling
Op grond van artikel 16c, in verbinding met artikel 16b, aanhef en onder a, van de Bvt, kan het hoofd van de instelling beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de verpleegde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

Het doel van de a-dwangbehandeling is te voorkomen dat de verpleegde langdurig op een speciale zorgafdeling of in de (tbs-)instelling moet verblijven. Er hoeft geen sprake te zijn van een (dreigend) onmiddellijk gevaar, zoals bij de overige vormen van dwangbehandeling (genoemd in artikel 26 van de Bvt en artikel 16b, onder b, van de Bvt). Op grond van artikel 16c, vijfde lid, van de Bvt kan het hoofd van de instelling beslissen tot voortzetting van de a dwangbehandeling, als uit overleg met de behandelend psychiater blijkt dat dit nodig is.

Uit de stukken en wat ter zitting is besproken, komt naar voren dat bij klager sprake is van een chronische psychotische stoornis met grootheidswanen en vlak affect met een lange geschiedenis van geweldsmisdrijven. Behandeling met alleen clozapine is niet effectief gebleken. De huidige ECT-behandeling wordt gezien als onderhoudsdosering en wordt met gebruik van medicatie (clozapine) noodzakelijk geacht om het tot op heden behaalde resultaat te behouden en verdere voortgang in de behandeling van klager mogelijk te maken. Klager vertoont geen agressie meer, de EBVG-status is opgeheven en hij is in juni 2023 op een andere afdeling dan de EVBG-afdeling geplaatst. Het streven is er op gericht klager naar een FPK te kunnen overplaatsen en uiteindelijk in de reguliere GGZ te plaatsen. Bij het acuut stoppen van het toepassen van ECT en clozapine bestaat een fors risico dat klager psychotisch zal afglijden en dat er weer sprake zou kunnen zijn van contactmijding en agressie, waardoor een langdurig verblijf op een speciale zorgafdeling of in de (tbs-)instelling dreigt. 
Er worden geen andere, minder ingrijpende maatregelen aanwezig geacht om hetzelfde doel te bereiken. Klager heeft aangegeven geheugenverlies te hebben als gevolg van de 
ECT-behandeling. Hij vreest dat dit blijvend zal zijn. Volgens de deskundige geciteerd in het verweerschrift in het kader van de beklagprocedure zijn deze geheugenproblemen meestal omkeerbaar. Als de ECT stopt of in een lagere frequentie plaatsvindt, herstelt het geheugen over weken tot maanden. Inmiddels is gebleken dat nu de frequentie is verlaagd naar één keer in de vier weken, klinisch ook een forse verbetering ten aanzien van klagers geheugenproblemen wordt gezien. Voorts zijn ook klagers psychotisch toestandsbeeld en gedrag aanzienlijk verbeterd. 
De beslissing van het hoofd van de instelling voldoet dan ook aan de eisen aan proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. 

Klager stelt dat een ander antipsychoticum, bijvoorbeeld Aktiprol, wellicht betere resultaten of mindere bijwerkingen kan hebben. De behandelend psychiater en de onafhankelijk psychiater hebben geoordeeld geen noodzaak te zien dit middel te gaan gebruiken, omdat eerdere toepassing van dit middel bij klager niet het gewenste effect heeft gehad, terwijl de huidige vorm van ECT met medicatie wel effectief is gebleken. Klager heeft in de beklagprocedure verzocht een deskundige te benoemen om de toepassing van Aktiprol of van andere medicatie te onderzoeken. De beklagcommissie heeft zich voldoende voorgelicht geacht en geen reden gezien om een deskundige te benoemen voor nader onderzoek, omdat de richtlijnen zijn nageleefd en niet kan worden geconcludeerd dat er een onzorgvuldige afweging is gemaakt. 

Klager heeft in onderhavige procedure opnieuw verzocht een deskundige te benoemen om    onderzoek te doen naar alternatieven voor de huidige behandeling. De beroepscommissie is met de beklagcommissie van oordeel dat daar, gelet op de bevindingen van de behandelend psychiater en de onafhankelijk psychiater, geen aanleiding toe bestaat. Bovendien is het niet aan de beroepscommissie te treden in een oordeel over de soort (en dosis) medicatie die wordt toegediend. De door klager verzochte benoeming van een deskundige wordt door de beroepscommissie daarom afgewezen.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van het hoofd van de instelling om de a dwangbehandeling met medicatie en ECT voort te zetten niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden. 

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden. 


Deze uitspraak is op 28 september 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. M.L. Plas en dr. S.L. van Woerden, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven