Nummer 23/33111/GB
Betreft [klager]
Datum 11 oktober 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 17 maart 2023 beslist klager te plaatsen uit het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught en te plaatsen in de gevangenis van de PI Alphen te Alphen aan den Rijn.
Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 6 april 2023 het bezwaar ongegrond verklaard.
Klagers raadsvrouw, mr. J.J.H.M. de Crom, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en […], namens verweerder, gehoord op de zitting van 24 augustus 2023 in de PI Lelystad. Mr. T.L. Hokken, secretaris bij de RSJ, en mr. dr. R.S.T. Gaarthuis, lid van de RSJ, waren als toehoorder aanwezig.
Eén van de leden van de beroepscommissie, dr. S.L. van Woerden, kon niet ter zitting aanwezig zijn, maar beslist wel mee op het beroep aan de hand van het dossier en het besprokene ter zitting. De voorzitter heeft dit ter zitting medegedeeld. Partijen hebben aangegeven hiertegen geen bezwaar te hebben.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager is in 2004 door het gerechtshof veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Vlak na het begin van zijn detentie is een PPC-indicatie afgegeven en sindsdien verbleef hij in een PPC. Klager is geplaatst in een reguliere gevangenis, maar dat is voor hem geen geschikte detentieomgeving.
Uit diagnostiek komt naar voren dat sprake is van een kwetsbare, onder druk weinig stabiele, persoonlijkheid, kenmerken van achterdocht, moeite met sociaal aanpassen, sociale geremdheid, vermijding en een beperkt zelfkritisch vermogen. Ook is geconstateerd dat klager impulsief is en op krampachtige wijze grip probeert te houden op zichzelf en zijn omgeving. Tijdens zijn verblijf in het PPC heeft hij diverse behandelingen ondergaan voor in het verleden doorgemaakte traumatische ervaringen.
In de Pro Justitia-rapportage van 31 maart 2022 konden de onderzoekers van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) geen concrete diagnose (meer) stellen, maar constateren zij wel een aantal duidelijke kwetsbaarheden bij klager. Eind 2021 zijn er nog suïcidale gedachten geconstateerd. In die periode liep het contact met medewerkers in het PPC moeizaam. Uit de rapportage blijkt dat hij is behandeld voor PTSS, maar nog steeds moeilijke herinneringen en nachtmerries kan overhouden aan stressvolle en/of traumatische ervaringen. Ook wordt geconcludeerd dat sprake is van kwetsbaarheden in klagers persoonlijkheid die onder invloed van spanningen en omstandigheden kunnen opspelen en voor problemen kunnen zorgen. De kwetsbaarheden zijn volgens de rapportage goed hanteerbaar in het PPC. Het is dus een slecht idee om klager weg te halen uit deze omgeving. In de rapportage staat als doorslaggevend uitgangspunt dat steunend en structurerend behandelcontact wenselijk is.
In tegenstelling tot wat verweerder beweert, blijkt op basis van de rapportage niet zonder meer dat er geen PCC-indicatie meer aanwezig is. Het is niet aan verweerder om vast te stellen dat er geen PPC-indicatie is. Dit oordeel is ook niet aan de directeur van de inrichting. De directeur kan een advies uitbrengen over een mogelijke behandeling in een PPC, maar het is aan het NIFP om een oordeel over de noodzaak te vellen. Op basis van de rapportage blijkt dat zorg geïndiceerd is. Klager verwijst naar artikel 20c van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) waarin staat dat een stoornis niet de enige grond voor een PPC-indicatie is, maar psychosociale problematiek ook. Klager verwijst naar RSJ 18 april 2006, 06/0587/GB.
Verweerder had het voorgaande moeten meewegen bij de beantwoording van de vraag hoe in de praktijk optimaal vorm kan worden gegeven aan het uitgangspunt van de rapportage. Klager hoeft wellicht niet meer intensief behandeld te worden, maar het is van groot belang dat hij stabiel blijft om het recidiverisico laag te houden. Die stabiliteit is sterk afhankelijk van de omstandigheden waarin hij nu verblijft. In het PPC ging het goed met klager en heeft hij een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Dat kwam door de kleinschaligheid, de zorg, individuele aandacht en therapie. Het PPC is een voorspelbare omgeving en een kleine gestructureerde setting. Die omgeving zorgde ervoor dat zijn kwetsbaarheden gehandhaafd werden. Op het moment dat klager werd overgeplaatst was hij bezig met EMDR-therapie. Midden in de behandeling werd hij overgeplaatst en de behandeling is niet meer opgestart.
Klager verblijft nu op een grote afdeling zonder extra zorg en structuur. Deze afdeling is te groot voor klager om goed te functioneren. Hij krijgt geen individuele aandacht. Hij trekt niet zelf aan de bel, maar als je doorvraagt blijkt dat het helemaal niet goed met hem gaat. Als de situatie zo blijft, kan zijn psychiatrisch toestandsbeeld omslaan. Klager verwijst naar een schrijven van zijn huidige psycholoog waarin staat dat klager in gesprek aangeeft dat het niet goed gaat. Hij rapporteert klachten van eenzaamheid, overmatige alertheid, spanning, slapproblemen en hij mist de verbinding met en steun van anderen. Klager heeft een verzoek gedaan om intern overgeplaatst te worden naar een Extra Zorg Voorziening (EZV). Er was een wachtlijst voor de EZV. Daar staat hij nu niet op, om onderhavig beroep af te wachten. Overplaatsing brengt namelijk spanning met zich mee. Er hebben zich geen incidenten voorgedaan. Klager is eenzaam, omdat hij zich veel terugtrekt. Klager moest werken om bezigheden te krijgen en afdelingsreiniger te worden. Hij moet overal zelf achteraangaan. Hij gebruikt nu geen medicatie, alleen slaapmedicatie als dat nodig is.
Klager kan het zich niet veroorloven dat het mis gaat in het reguliere regime, want zijn 25 jaarstoets komt eraan. Klager wil vanuit het PPC met begeleiding werken naar invrijheidstelling. Hij wil via een kliniek naar buiten. Daar hebben ze ervaring met vormen van verlof. In het reguliere regime heeft hij slechts drie keer gesproken met een psycholoog en zij wist niets over levenslang.
Klager verwijst naar de gronden van het bezwaarschrift ten aanzien van het standpunt van de gedragsdeskundigen van het Forum Levenslang van 27 augustus 2022, verduidelijkt in de brief van oktober 2022. Dit standpunt dient een rol te spelen bij de vraag of een levenslanggestrafte in een PPC dient te verblijven. Forum Levenslang schrijft onder meer dat het gevaar kan bestaan dat de positieve ontwikkeling van een PPC-plaatsing teniet wordt gedaan door een terugplaatsing in het reguliere regime. De Minister voor Rechtsbescherming heeft dit standpunt ten aanzien van uitbehandelde tbs’ers uitdrukkelijk onderschreven (Toelichting op de Regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen, Stcrt. 2019, 69780). De enkele vaststelling van het behandelteam dat klager momenteel stabiel is en zij verwachten dat een overplaatsing daar geen verandering in zal brengen, is dus twijfelachtig. Ook nam Forum Levenslang het standpunt in dat het een bekend fenomeen is dat momenten van belangrijke overgangen instabiliteit en terugval kunnen veroorzaken. Forum Levenslang neemt eigenlijk nooit een standpunt in bij een individuele zaak, maar wilde een duidelijk signaal afgeven. Er moet worden gekeken naar de context waarin een ontwikkeling is bereikt en plaatsing uit het PPC is onlogisch, inefficiënt en inhumaan.
Klager verwijst naar een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 12 maart 2019, nr. 41216/13 (Petukhov tegen Oekraïne). Forum Levenslang wijst erop dat het afbreken van een rehabilitatieproces in strijd is met diverse beginselen uit het Europese recht. Het uitgangspunt van resocialisatie is vastgelegd in artikel 2 van de Penitentiaire beginselenwet. De Nederlandse staat heeft een positieve verplichting om te helpen bij rehabilitatie. Er loopt een hoger beroep in een kort geding wegens een gestelde onrechtmatige daad, doordat er geen re-integratieactiviteiten worden aangeboden. Er loopt een tweede gratieverzoek. Als klager in het reguliere regime moet blijven, is dat het vooruitzicht de komende jaren.
Standpunt van verweerder
Verweerder verwijst naar de selectiebeslissing en de beslissing op bezwaar en voert –samengevat – aanvullend het volgende aan.
Klager was in het PPC geplaatst vanwege antisociale persoonlijkheidsproblematiek. Sinds 2019 waren daar alleen nog trekken van. Er bestaat op dit moment geen indicatie op grond waarvan de behandeling van klager in een PPC aangewezen zou zijn. De inrichtingspsycholoog oordeelt of een gedetineerde in aanmerking komt voor een doorverwijzing naar een PPC. Hiervoor wordt vervolgens een indicatiestelling aangevraagd via een beoordeling van een psycholoog van het NIFP. Als de psychische problemen van een gedetineerde voldoende zijn behandeld of beheersbaar zijn, wordt de gedetineerde teruggeplaatst in de reguliere inrichting. Het is niet aan de Stichting Forum Levenslang om te beoordelen of een verblijf in het PPC geïndiceerd is.
Volgens de verschillende rapportages van 5 juni 2023 neemt klager actief deel aan activiteiten. Het reguliere regime valt klager volgens de casemanager zwaar, met name omdat er veel prikkels op hem afkomen. Hij is naar de bovenring overgeplaatst, omdat hij daar meer aansluiting vindt bij de Turkse medegedetineerden. Hij is onder de aandacht bij het Psycho Medisch Overleg en heeft gesprekken met de inrichtingspsycholoog. De EMDR-therapie is in de wachtstand gezet op klagers verzoek, niet omdat hij is overgeplaatst. Verweerder heeft navraag gedaan bij de inrichtingspsycholoog over klagers toestandsbeeld, maar klager heeft geen toestemming gegeven voor het delen van die informatie. Klager werkt met zijn casemanager aan zijn doelen in het Detentie- en Re-integratieplan, bijvoorbeeld herstel met nabestaanden en het oefenen met een computer.
Er zijn op dit moment geen signalen die erop wijzen dat klager zich niet staande kan houden in het reguliere regime of dat er sprake zou zijn van (dreigende) destabilisatie. Klagers kwetsbaarheden zijn goed hanteerbaar in het reguliere regime. Het is invoelbaar dat de overgang van de zeer kleinschalige setting in het PPC naar een regulier regime klager zwaar valt, maar de inrichting doet er alles aan om hem de passende ondersteuning en begeleiding te bieden. Het zal klager de nodige tijd kosten om zijn plek te vinden en een vertrouwensband op te bouwen met het inrichtingspersoneel. Het feit dat hij nu al is voorgedragen als afdelingsreiniger wijst erop dat hij relatief snel in staat is geweest om zich aan te passen aan de nieuwe situatie. Hij staat niet stil in zijn ontwikkeling, maar deze kan binnen het reguliere regime worden voortgezet. De vergelijking met tbs gaat niet op, omdat er geen sprake is geweest van extramurale detentie.
Er is geen sprake van één van de criteria van artikel 20c van de Regeling. Op dit moment kan in de PI Alphen voldoende aan klagers hulpvraag worden voldaan. In het licht van de overwegingen van het Pro Justitia-rapport wordt opgemerkt dat er middels gesprekken met de inrichtingspsycholoog, de casemanager of de mentor voldoende kan worden voorzien in de behoefte aan gesprekken waarin klager gestimuleerd wordt om emoties te ervaren en uit te spreken.
Klagers levenslange gevangenisstraf wordt over een aantal jaar herbeoordeeld. Hij heeft sinds de aanvang van zijn detentie een grote ontwikkeling doorgemaakt. Zo heeft hij diverse behandelingen afgerond en wordt er geen reden gezien voor verdere behandeling. Het is van belang dat klager in deze fase van zijn detentie al toewerkt naar een detentieomgeving waarin de aan hem geboden structuur en ondersteuning verder wordt afgebouwd, als eerste stap voor zijn eventuele toekomstige re-integratie. In het reguliere regime krijgt hij meer zelfstandigheid, wat nodig is om te werken aan re-integratie. Aanwezigheid van klagers sociale netwerk is daarbij cruciaal. Dat benadrukt het belang van plaatsing in de reguliere gevangenis van de PI Alphen, in de buurt van zijn netwerk. Zijn kleinkind kan hem nu makkelijker bezoeken.
3. De beoordeling
Klager verbleef in het PPC van de PI Vught. Op 17 maart 2023 is hij in de gevangenis van de PI Alphen geplaatst, omdat PPC-plaatsing niet langer geïndiceerd zou zijn.
Klager heeft alleen bezwaar tegen de plaatsing uit het PPC in een reguliere gevangenis. Hij heeft geen bezwaren kenbaar gemaakt tegen de locatie van de gevangenis. De beroepscommissie zal dat daarom buiten beschouwing laten en slechts oordelen over de plaatsing uit het PPC.
Op grond van artikel 20c van de Regeling kunnen in een PPC gedetineerden worden geplaatst, ten aanzien van wie:
- in verband met een psychiatrische stoornis, een persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek, verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking, forensische zorg is geïndiceerd; of
- in verband met de vraag of forensische zorg is geïndiceerd, nadere observatie is vereist.
Wanneer iemand in een PPC wordt geplaatst, dient uit een indicatiestelling van het NIFP te volgen in verband waarmee forensische zorg geïndiceerd is. Verweerder heeft toegelicht dat als de psychische problemen van een gedetineerde voldoende zijn behandeld of beheersbaar zijn, de gedetineerde wordt teruggeplaatst in een reguliere inrichting. Volgens het selectieadvies van 9 maart 2023 gaf klagers behandelteam aan dat er geen PPC-indicatie meer aanwezig was. Volgens de Pro Justitia-rapportage van 31 maart 2022 is er niet langer sprake van een persoonlijkheidsstoornis. Wel zijn er kwetsbaarheden in klagers persoonlijkheid die onder invloed van spanningen kunnen opspelen. Daarom is behandelcontact wenselijk, maar er zijn geen interventies of behandeling nodig. Het multidisciplinair overleg adviseerde tot plaatsing in een reguliere inrichting, omdat een verblijf in het PPC niet langer noodzakelijk is.
Uit de stukken volgt verder dat klager in het PPC een positieve ontwikkeling heeft meegemaakt. Naar het oordeel van de beroepscommissie is onvoldoende aannemelijk geworden dat deze ontwikkeling in een reguliere inrichting teniet zal worden gedaan. De onderzoekers van de rapportage noemen klagers ontwikkeling duurzaam.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder in redelijkheid kunnen aannemen dat forensische zorg niet langer geïndiceerd was. Daarom, en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing tot plaatsing uit het PPC niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 11 oktober 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uitmr. A. Jongsma, voorzitter, F. van Dekken en dr. S.L. van Woerden, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.
secretaris voorzitter