Nummer 22/29391/GA
Betreft [klager]
Datum 22 november 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de overplaatsing van de locatie De Schie naar de locatie Hoogvliet op 4 maart 2022.
De beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam heeft op 9 september 2022 het beklag ongegrond verklaard (S-2022-164). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsman, mr. E.R. Weening, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de locatie De Schie (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De directeur heeft een eigen verantwoordelijkheid voor wat betreft het omgaan met informatie van het Openbaar Ministerie (OM) en het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP). De directeur heeft in de beslissing slechts aangegeven dat het OM en het GRIP hebben gemeld dat het niet wenselijk is dat klager en de medeverdachte in dezelfde locatie zouden verblijven. Dit is onvoldoende reden voor overplaatsing. Er is niet gebleken dat de directeur de informatie of de wenselijkheid heeft afgewogen. De beperkingen van klager en de medeverdachte waren al opgeheven door het OM toen de medeverdachte in de locatie De Schie arriveerde.
Indien wordt geoordeeld dat het onwenselijk is dat beide gedetineerden in één locatie zouden verblijven, voert klager aan dat de gemaakte belangenafweging onvoldoende is. Gezien de grote gevolgen voor klager en zijn eerdere detentie in de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden, had de directeur klager niet mogen wegplaatsen. Hij had de medeverdachte dienen te weigeren en de medeverdachte had naar een andere inrichting met een zorgvoorziening moeten worden overgebracht.
Standpunt van de directeur
De directeur heeft een zorgvuldige en gemotiveerde beslissing genomen met een kenbare belangenafweging. Klager is gehoord. Hij heeft zijn bezwaren kenbaar gemaakt. De directeur heeft de situatie van de medegedetineerde en de informatie vanuit het GRIP en het OM meegewogen. Dit was doorslaggevend ten aanzien van de orde, rust en veiligheid in de inrichting. Klager heeft de locatie Hoogvliet op 6 april 2022 verlaten vanwege de schorsing van zijn voorlopige hechtenis.
3. De beoordeling
Beoordelingskader
Uit artikel 3, eerste lid, van de Pbw volgt dat de Minister voor Rechtsbescherming (hierna: de Minister) penitentiaire inrichtingen aanwijst en dat een inrichting kan zijn gevestigd op verschillende locaties binnen hetzelfde arrondissement. Op grond van artikel 16, tweede lid, van de Pbw wijst de directeur iedere gedetineerde een verblijfsruimte toe.
Een beslissing tot een overplaatsing naar een andere locatie binnen dezelfde inrichting werd tot 1 januari 2021 genomen door de Minister, en namens deze de selectiefunctionaris. Per 1 januari 2021 beslist de directeur hierover, mits de locaties zich in hetzelfde arrondissement bevinden.
In de bestemmingsaanwijzing van de PI Rotterdam van 30 juni 2021 is bepaald dat de locatie Hoogvliet en de locatie De Schie onder één directie worden gesteld en aangeduid als Penitentiaire Inrichtingen Rotterdam. Naar het oordeel van de beroepscommissie dient in ieder geval onder de huidige wetgeving een overplaatsing tussen de locatie Hoogvliet en de locatie De Schie te worden aangemerkt als een overplaatsing naar een andere locatie binnen dezelfde penitentiaire inrichting. De directeur is dus bevoegd om daartoe te beslissen.
In geval de directeur een beslissing neemt tot een interne overplaatsing van een gedetineerde naar een andere locatie binnen dezelfde penitentiaire inrichting, dan hoort de directeur de gedetineerde, ingevolge artikel 57, eerste lid, aanhef en onder l, van de Pbw, alvorens zijn beslissing te nemen. Het horen kan volgens artikel 57, derde lid, van de Pbw achterwege blijven indien de vereiste spoed zich daartegen verzet dan wel de gemoedstoestand van de gedetineerde daaraan in de weg staat. Op grond van artikel 58, eerste lid, van de Pbw geeft de directeur van voornoemde beslissing de gedetineerde onverwijld een met redenen omklede, schriftelijke mededeling.
Inhoudelijke beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat klager voorafgaand aan het nemen van de beslissing is gehoord en dat de beslissing op schrift is gesteld. De reden van de overplaatsing was kenbaar voor klager.
Klager is overgeplaatst naar de locatie Hoogvliet, omdat een medeverdachte op de Extra Zorg Voorziening (EZV) in de locatie De Schie verbleef en het OM en het GRIP hebben gemeld dat het niet wenselijk is als zij met elkaar in contact komen. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur van deze informatie mogen uitgaan. Dat klager en de medeverdachte geen beperkingen meer hadden, maakt dit niet anders. Tijdens de beklagzitting is verder duidelijk geworden dat er in de locatie Hoogvliet geen EZV is en de medeverdachte dus niet (intern) kon worden overgeplaatst. Daarom is klager overgeplaatst naar de locatie Hoogvliet.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
Deze uitspraak is op 22 november 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. C. Fetter en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.
secretaris voorzitter