Nummer 22/25592/GA
Betreft [klager]
Datum 22 november 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de overplaatsing van de locatie Eikenlaan naar de locatie Maatschapslaan op 10 september 2021.
De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn heeft op 20 januari 2022 het beklag ongegrond verklaard (AE 2021/799). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klagers raadsman, mr. I.A. van Straalen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Alphen (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klagers raadsman is niet in staat gesteld om deel te nemen aan de mondelinge behandeling van het beklag, waardoor het recht om te worden gehoord is geschonden. De beklagrechter gaat helemaal niet in op klagers standpunt dat de onderbouwing voor de overplaatsing onjuist is en ook niet op de gevolgen van de overplaatsing voor klager.
Klager is naar een andere locatie overgeplaatst, onder het gezag van een andere directie, onder de zorg van een andere medische dienst en waar andere huisregels gelden. Hij heeft een aantal dagen geen voedsel verstrekt gekregen. Bovendien zijn klagers medische gegevens niet tijdig overgedragen, zodat daarmee een aantal dagen geen rekening is gehouden. Hij is ook zijn baantje kwijtgeraakt, het regime is verzwaard door een langer durend verblijf op cel in de nieuwe locatie en er zijn afspraken over bezoek en ontwikkeling afgezegd.
Aan de voorwaarden voor een dergelijke overplaatsing is niet voldaan. In een eerder geval besliste de selectiefunctionaris tot overplaatsing van de locatie Maatschapslaan naar de locatie Eikenlaan.
Standpunt van de directeur
De overplaatsing betreft een interne verplaatsing binnen de PI Alphen van een huis van bewaring (HVB) naar een HVB, waarbij hetzelfde regime van toepassing is. Beide locaties zijn nauw met elkaar verbonden, waardoor een medisch dossier snel en accuraat overgedragen kan worden. Bijzondere baantjes zijn een gunst waaraan geen rechten kunnen worden ontleend.
Klager is intern overgeplaatst, omdat hij al geruime tijd op de afdeling verbleef en daardoor een te invloedrijke rol op de afdeling had verkregen. De directeur is op grond van artikel 16, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) bevoegd om een verblijfsruimte aan een gedetineerde toe te wijzen en hem daarmee intern over te plaatsen. Een beslissing tot verplaatsing wordt dan ook niet op schrift gesteld.
3. De beoordeling
Voor zover namens klager is geklaagd over de procedure bij de beklagrechter gaat de beroepscommissie hieraan voorbij, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.
Beoordelingskader
Uit artikel 3, eerste lid, van de Pbw volgt dat de Minister voor Rechtsbescherming (hierna: de Minister) penitentiaire inrichtingen aanwijst en dat een inrichting kan zijn gevestigd op verschillende locaties binnen hetzelfde arrondissement. Op grond van artikel 16, tweede lid, van de Pbw wijst de directeur iedere gedetineerde een verblijfsruimte toe.
Een beslissing tot een overplaatsing naar een andere locatie binnen dezelfde inrichting werd tot 1 januari 2021 genomen door de Minister, en namens deze de selectiefunctionaris. Per 1 januari 2021 beslist de directeur hierover, mits de locaties zich in hetzelfde arrondissement bevinden.
Onder de huidige wetgeving dient een overplaatsing tussen de locatie Maatschapslaan en de locatie Eikenlaan te worden aangemerkt als een overplaatsing naar een andere locatie binnen dezelfde penitentiaire inrichting (RSJ 30 juni 2023, 22/27468/GA). De directeur is dus bevoegd om daartoe te beslissen.
In geval de directeur een beslissing neemt tot een interne overplaatsing van een gedetineerde naar een andere locatie binnen dezelfde penitentiaire inrichting, dan hoort de directeur de gedetineerde, ingevolge artikel 57, eerste lid, aanhef en onder l, van de Pbw, alvorens zijn beslissing te nemen. Het horen kan volgens artikel 57, derde lid, van de Pbw achterwege blijven indien de vereiste spoed zich daartegen verzet dan wel de gemoedstoestand van de gedetineerde daaraan in de weg staat. Op grond van artikel 58, eerste lid, van de Pbw geeft de directeur van voornoemde beslissing de gedetineerde onverwijld een met redenen omklede, schriftelijke mededeling.
Inhoudelijke beoordeling
Uit de stukken is niet gebleken dat klager is gehoord. De directeur heeft niet te kennen gegeven dat sprake was van zodanige spoed dat horen niet mogelijk was dan wel dat de gemoedstoestand van klager aan het horen in de weg stond, zoals bedoeld in artikel 57, derde lid, van de Pbw. Van een geldige reden die een uitzondering op het essentiële recht om te worden gehoord rechtvaardigt, is dan ook niet gebleken. Uit de stukken is evenmin gebleken dat de beslissing (met redenen omkleed) op schrift is gesteld.
Inhoudelijk gezien is naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende gemotiveerd waarom klager moest worden overgeplaatst. In het verweerschrift in beklag heeft de directeur aangegeven dat klager is overgeplaatst, omdat hij een te invloedrijke rol op de afdeling had gekregen. Klager verbleef al langere tijd op dezelfde afdeling. Het is de beroepscommissie echter niet duidelijk geworden waarom klager niet binnen de locatie Eikenlaan naar een andere afdeling had kunnen worden overgeplaatst. Ook is niet gebleken in welke mate de directeur klagers belangen heeft meegewogen. Klager is door de overplaatsing onder meer zijn baan als reiniger kwijtgeraakt en een afspraak voor een examen is komen te vervallen.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, is de beslissing van de directeur onvoldoende gemotiveerd en moet deze – bij deze stand van zaken – als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Aangezien klager inmiddels is veroordeeld en er dus niet opnieuw een beslissing over de plaatsing in een HVB kan worden genomen, zal de beroepscommissie de directeur niet opdragen om een nieuwe beslissing te nemen. De beroepscommissie zal aan klager een tegemoetkoming toekennen van €40,-. Dat is het standaardbedrag voor één maand verblijf in het verkeerde HVB. Volgens klagers registratiekaart is hij namelijk op 8 oktober 2021 overgeplaatst naar de PI Nieuwegein.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €40,-.
Deze uitspraak is op 22 november 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. C. Fetter en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.
secretaris voorzitter