Nummer 23/32170/GM
Betreft [klager]
Datum 3 oktober 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de locatie Esserheem te Veenhuizen (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij zijn oogdruppels niet op cel mag houden.
De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.
De beroepscommissie heeft de zaak behandeld op de digitale zitting van 3 augustus 2023.
Klager had eveneens digitaal aan de zitting kunnen deelnemen. Klager heeft schriftelijk verklaard dat hij daarvan geen gebruik wilde maken.
De inrichtingsarts is niet op de zitting verschenen.
De heer [...], tandarts en lid van de RSJ, was als toehoorder aanwezig.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager mag vanaf december 2022 niet meer zijn oogdruppels op cel hebben. De reden hiervan is dat in september 2022 drugs op zijn cel zijn gevonden. Klager zit bijna drie jaar vast en heeft al die tijd zijn druppels in eigen beheer gehad. Klager snapt niet wat zijn oogdruppels met die drugs te maken hebben. Het zijn druppeltjes met water en een beetje zout om zijn ogen te bevochtigen. Klager moet elk uur druppelen. Het is voor hem en het personeel heel vervelend omdat hij elk uur op het belletje moet drukken.
Standpunt van de inrichtingsarts
Het advies van de medisch adviseur om het oogdruppelbeleid nog eens te overwegen is opgevolgd. In overleg met het afdelingshoofd is de conclusie getrokken dat de nadelen van het op de afdeling bewaren niet opwegen tegen de risico’s van het op cel houden van de druppels. Klager heeft nu goede beschikking over zijn oogdruppels, die overigens niet op indicatie gegeven worden. De kans dat hij deze toch gebruikt als bestanddeel voor drugs wordt nog steeds aanwezig geacht.
3. De beoordeling
Klager stelt – onweersproken – dat hij zijn oogdruppels niet meer op cel mag hebben, terwijl hij deze al jaren in eigen beheer had. Klager mag de oogdruppels niet meer op cel hebben omdat er eerder drugs op zijn cel zijn aangetroffen. In reactie op het beroepschrift heeft de inrichtingsarts aangevoerd dat de kans aanwezig is dat de oogdruppels als bestanddeel voor drugs worden gebruikt en dat de nadelen van het buiten de cel bewaren van de oogdruppels niet opwegen tegen de risico’s van het op cel bewaren.
Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de inrichtingsarts daarmee niet voldoende onderbouwd waarom klager zijn oogdruppels niet meer op cel aanwezig mocht hebben. Hierbij is van belang dat, zonder nadere medisch inhoudelijke uitleg, die ontbreekt, niet duidelijk is wat het verband is tussen de door klager gebruikte oogdruppels en (de in september 2022 aangetroffen) drugs en waarom het risico bestaat dat de oogdruppels als bestanddeel voor drugs worden gebruikt.
Het handelen van de inrichtingsarts moet daarom worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €25,-.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €25,-.
Deze uitspraak is op 3 oktober 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. M.I. van den Baar-Vroon en drs. K.M.P.A.M. Habryka, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
secretaris voorzitter