Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/32900/GM, 29 september 2023, beroep
Uitspraakdatum:29-09-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/32900/GM
    
            
Betreft    [klager]
Datum    29 september 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de locatie Esserheem te Veenhuizen (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat de sociaalpsychiatrisch verpleegkundige een gesprek met de psycholoog heeft tegengehouden.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager gehoord op de digitale zitting van 3 augustus 2023.
Namens de inrichtingsarts is niemand op de zitting verschenen.
De heer [...], tandarts en lid van de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De sociaalpsychiatrisch verpleegkundige heeft klager tegengehouden om met een psycholoog te kunnen spreken. Klager heeft vanaf zijn binnenkomst in de locatie Esserheem half oktober 2022 aangegeven dat hij een gesprek met de psycholoog wilde. De sociaalpsychiatrisch verpleegkundige gaf daar geen gehoor aan. 
Gedurende klagers gesprekken met de sociaalpsychiatrisch verpleegkundige, die één keer in de twee weken plaatsvonden, heeft klager over zijn situatie verteld, maar zijn klachten zijn niet verminderd. Er hebben nieuwe incidenten plaatsgevonden. Klager zou volgens haar geen behandelingswensen hebben, maar hij heeft aangegeven dat hij slaapproblemen, nachtmerries en herbelevingen had van gebeurtenissen van vóór zijn overplaatsing. In het Psycho Medisch Overleg (PMO) van 16 februari 2023, een paar dagen na zijn klacht, is besproken dat een psycholoog hem zou zien. Klager heeft uiteindelijk pas begin juni 2023 met een psycholoog gesproken. Er is gestart met EMDR-therapie, maar de klachten zijn nog niet weg.  

Standpunt van de inrichtingsarts 
Aangesloten wordt bij de reactie van de medisch adviseur. Klager staat op de wachtlijst om te worden gezien door een GZ-psycholoog. 

 

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat in de aantekeningen in het medisch dossier bij 8 oktober 2022 staat vermeld dat klager, die toen nog in de PI Lelystad verbleef, heel slecht sliep, bang was en suïcidale uitlatingen had gedaan. Klager heeft toen een verhaal verteld aan de verpleegkundige waarop is besloten dit in het PMO te melden voor een gesprek met een psycholoog, die hem – volgens de aantekening bij 11 oktober 2022 – zou gaan zien. Na zijn overplaatsing naar de locatie Esserheem heeft klager tijdens de medische intake op 14 oktober 2022 aangegeven een psycholoog te willen spreken. De sociaalpsychiatrisch verpleegkundige heeft een aantal ondersteunende gesprekken met klager gevoerd en in het PMO van 16 februari 2023 is besproken dat klager door een psycholoog zou worden gezien. Het eerste consult heeft volgens de mededeling van klager pas meer dan drie maanden daarna plaatsgevonden. 

De beroepscommissie is van oordeel dat gelet op de beschreven gang van zaken, klager eerder doorverwezen had moeten worden naar een psycholoog. Het uitstellen daarvan past niet bij de in het medisch dossier beschikbare informatie en klagers verklaring, waaruit kan worden opgemaakt dat hij in de vorige inrichting al een hulpvraag had in verband met traumatische ervaringen, die het rechtvaardigde hem met urgentie te verwijzen naar een psycholoog voor (EMDR )behandeling. Omdat schriftelijke verslaglegging en een nadere toelichting van de sociaalpsychiatrisch verpleegkundige ontbreekt, is niet zonder meer begrijpelijk waarom het zo lang heeft geduurd voordat klager door een psycholoog is gezien. Het handelen van de sociaalpsychiatrisch verpleegkundige – die in hoofdstuk XIIb van de Penitentiaire beginselenwet met de inrichtingsarts wordt gelijkgesteld – is daarom niet voortvarend en zorgvuldig te noemen. 

Gelet op het voorgaande moet het handelen van de inrichtingsarts worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €70,-. 

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €70,-. 


Deze uitspraak is op 29 september 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. M.I. van den Baar-Vroon en drs. K.M.P.A.M. Habryka, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven