Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30214/GM, 19 september 2023, beroep
Uitspraakdatum:19-09-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/30214/GM
    
            
Betreft    [klager]
Datum    19 september 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klagers raadsman, mr. M. Rafik, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingspsychiater van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de inrichtingspsychiater). Klager beklaagt zich erover dat aan hem olanzapine is voorgeschreven.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en het hoofd behandeling, namens de inrichtingspsychiater, gehoord op de digitale zitting van 3 augustus 2023. Klager is bijgestaan door een tolk Arabisch (Soedanees). 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Aan klager is op 2 september 2022 olanzapine voorgeschreven. Klager is het daar niet mee eens en heeft om die reden meerdere malen geweigerd de medicatie in te nemen. Zoals uit de medische gegevens blijkt is op 6 september 2022 de medicatie retour gekomen. Vervolgens is opnieuw geprobeerd klager de medicatie te laten innemen. Klager heeft dit opnieuw geweigerd, zowel op 6 als 7 september 2022. 

Olanzapine behoort tot de atypische antipsychotica. Het remt in de hersenen de effecten van natuurlijk voorkomende stoffen, voornamelijk van dopamine. Hierdoor verminderen psychoses en onrust. Artsen schrijven het voor bij psychoses, schizofrenie, manie, onrust, posttraumatische stressstoornis en ernstige misselijkheid. 
Uit de medische gegevens blijkt echter niet dat er een reden was om de medicatie voor te schrijven aan klager en hem dit middel te laten innemen. Klager herkent zich niet in het van hem geschetste beeld en is van mening dat geen sprake is van psychische problematiek. De medische dienst heeft dan ook ten onrechte de medicatie voorgeschreven en geprobeerd hem dit te laten innemen. Klager vindt het opvallend dat de medicatie na een gesprek is gestopt toen een verandering in klagers gedrag was opgemerkt, terwijl klager de medicatie niet heeft ingenomen. 

Het is een feit van algemene bekendheid dat medicatie bijwerkingen kan hebben. De bijwerkingen bij dit middel zijn onder andere: gewichtstoename, droge mond, droge ogen, obstipatie, plasproblemen en duizeligheid, en bij tien tot dertig op de honderd mensen ook: sufheid/slaperigheid, bewegingsstoornissen en seksuele stoornissen. 

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.


Standpunt van de inrichtingspsychiater
Op 2 september 2022 heeft de verpleegkundig specialist in overleg met de psychiater besloten om aan klager olanzapine voor te schrijven in een niet gedwongen kader. Deze medicatie zou helpen met het verminderen van achterdochtige gedachten. Daarvoor waren er gesprekken met behandelaren geweest. De reden voor het insturen van klager naar het PPC was onder meer de achterdocht die hij liet zien. Ook was er sprake van een toename van agitatie en conflicten met personeel. De noodzaak van de medicatie is met klager besproken en aan hem uitgelegd in aanwezigheid van zijn mentor en een tolk. Klager heeft de medicatie geweigerd. Nadat klager het contact met de behandelaar is aangegaan, is voornoemd gedrag niet meer waargenomen. 

3. De beoordeling
Op grond van de stukken, de voortgangsrapportage en het verhandelde ter zitting kan worden vastgesteld dat op 2 september 2022 aan klager is geadviseerd om olanzapine in te nemen. De reden hiervoor was dat klager een achterdochtige indruk maakte waarbij betrekkingsideeën en een paranoïde gekleurde gedachtegang steeds meer op de voorgrond kwamen te staan. Daarnaast was een toename van agitatie en conflicten met personeel waargenomen. Uit de rapportage en het besprokene ter zitting, blijkt dat de reden voor klagers plaatsing in het PPC onder meer achterdocht was en dat er meerdere gesprekken met hem hebben plaatsgevonden.  

De beroepscommissie is van oordeel dat met de toelichting van het hoofd behandeling in beroep en de notities in de voortgangsrapportage voldoende inzichtelijk is gemaakt en onderbouwd waarom aan klager is geadviseerd om voornoemde medicatie in te nemen. De voorschrijvend arts kan een zelfstandige afweging maken over het te volgen medicatiebeleid. Nadat een verandering in het gedrag van klager was waargenomen, is besloten met het medicatieaanbod te stoppen. De beroepscommissie komt tot de conclusie dat niet gebleken is van onzorgvuldig medisch handelen. 

Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingspsychiater niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 19 september 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. M.I. van den Baar-Vroon en drs. K.M.P.A.M. Habryka, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven