Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27714/GA, 27 september 2023, beroep
Uitspraakdatum:27-09-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/27714/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    27 september 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft, voor zover in beroep aan de orde, beklag ingesteld tegen een (geheel) voorwaardelijke disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, met een proeftijd van twee maanden, vanwege een vechtpartij met medegedetineerden, ingegaan op 22 februari 2022.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 16 mei 2022 het beklag ongegrond verklaard (IJ-2022-340). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. W.B.O. van Soest, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klagers daderschap of een vorm van betrokkenheid kan niet worden vastgesteld. Er wordt geen handeling van klager benoemd. Klager was aanwezig in een ruimte waar personen mogelijk hebben gevochten. Klager is op grond van zijn aanwezigheid gesanctioneerd. Klager ontkent betrokkenheid bij het incident. Hij hoeft niet te vertellen wie wel bij het incident waren betrokken om zijn onschuld aan te tonen. Het gaat erom of klager een (strafbaar) verwijt kan worden gemaakt. Dit kan niet worden vastgesteld en de enkele aanwezigheid is geen strafbaar handelen. Het oprekken van de strafbaarheid heeft tot gevolg dat gedetineerden zelfs kunnen worden gesanctioneerd als zij op het verkeerde moment op de verkeerde plaats waren. Verzocht wordt klager te compenseren voor de aan hem opgelegde disciplinaire straf.

Standpunt van de directeur
De directeur persisteert bij wat hij in beklag heeft aangevoerd en sluit voor het overige aan bij de uitspraak van de beklagcommissie.

 

3. De beoordeling
Op grond van artikel 51, vijfde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) kan een gedetineerde geen straf worden opgelegd, indien hij niet verantwoordelijk kan worden gesteld voor het begaan van een feit als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw.

Uit de schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf volgt dat aan klager een voorwaardelijke disciplinaire straf van zeven dagen, met een proeftijd van twee maanden, is opgelegd vanwege een vechtpartij met medegedetineerden. Klager had geen verwondingen. 

Voorts volgt uit de stukken dat een inrichtingsmedewerker hoorde dat er tafels werden omgegooid. Ter plekke zag de medewerker dat een gedetineerde onder een tafel lag te trappelen en dat klager (zo begrijpt de beroepscommissie) tussen twee medegedetineerden stond en richting een medegedetineerde liep die achter het keukenblok stond. Op enig moment kwam klager de medewerker te hulp. Toen klager werd gevraagd wat er was gebeurd, wist hij de medewerker niets te vertellen. In het gesprek met het afdelingshoofd heeft klager medegedeeld dat hij er niets mee te maken had.  

Uit het voorgaande blijkt dat de vechtpartij niet door het personeel is waargenomen. Klager ontkent betrokkenheid bij de vechtpartij. Op grond van het dossier is naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende aannemelijk geworden dat klager bij deze vechtpartij betrokken is geweest. Het is alleen bekend dat hij tussen de (wel betrokken) medegedetineerden stond op het moment dat de inrichtingsmedewerker de zaal binnenkwam. Anders dan de beklagcommissie heeft overwogen, is het enkele feit dat klager aanwezig was bij het incident onvoldoende voor de conclusie dat hij verwijtbaar heeft gehandeld in de zin van artikel 51, vijfde lid, van de Pbw. 

In de gegeven omstandigheden dient de bestreden beslissing dan ook als onredelijk en onbillijk te worden aangemerkt. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd, voor zover in beroep aan de orde, en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Nu de bestreden disciplinaire straf geheel voorwaardelijk is opgelegd, ziet de beroepscommissie geen aanleiding om klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover in beroep aan de orde, en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.


Deze uitspraak is op 27 september 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en F. van Dekken, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter

Naar boven