Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0706/GB en 08/0837/GB, 13 augustus 2008, beroep
Uitspraakdatum:13-08-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 08/706/GB en 08/837/GB

Betreft: [klager] datum: 13 augustus 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een tweetal bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. C.N.M.G. Starmans, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen (respectievelijk)
a. een op 3 maart 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris; en
b. een op 31 maart 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.J. Lamers, op 13 mei 2008 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft: het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen van de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) met verlofmogelijkheden van de locatie Bankenbosch naar de b.b.i. zonder verlofmogelijkheden,
ongegrond verklaard (onderdeel a); en
het bezwaarschrift van klager, gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis Veenhuizen ongegrond verklaard (onderdeel b).

2. De feiten
Klager is sedert 1 maart 2007 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) Haarlem. Begin februari 2008 is hij geplaatst in de b.b.i. van de locatie Bankenbosch, waarna hij op 20 februari 2008 is overgeplaatst naar de b.b.i. zonder
verlofmogelijkheden van de locatie Bankenbosch. Op 20 maart 2008 is hij overgeplaatst naar de gevangenis Veenhuizen, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1 Door en namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager en zijn raadsman hebben geen bezwaar tegen een gecombineerde behandeling van de beide beroepen. Weliswaar betreft het formeel twee verschillende beslissingen van de selectiefunctionaris, maar een en ander ziet op een en hetzelfde feitencomplex.
De openstaande strafzaak tegen klager is formeel nog niet geëindigd. Dit behoeft overigens geen reden te zijn om klager niet te plaatsen in een b.b.i. Bij de nog openstaande strafzaak heeft de rechter-commissaris de bewaring niet willen bevelen. De
rechtbank heeft vervolgens het beroep van de officier van justitie gegrond verklaard en de bewaring alsnog bevolen. Vervolgens heeft de officier van justitie niet de gevangenhouding van klager gevorderd. Klager is daarom van mening dat een eventuele
strafoplegging de einddatum van zijn detentie nooit zo zal kunnen beïnvloeden dat dit in de weg kan staan aan een plaatsing in een b.b.i. Daarnaast is de verwachting dat die zaak pas na klagers invrijheidstelling zal worden behandeld. Dit is voor
klager
ook frustrerend omdat er feitelijk geen onderzoek meer plaatsvindt. Het verzoek om de strafzaak voor beëindigd te verklaren is overigens door de rechtbank afgewezen. Voorts wordt nog aangevoerd dat klager van mening is dat het gewekte vertrouwen
geschaad is door klager eerst over te plaatsen naar een b.b.i. en vervolgens weer terug te plaatsen naar een gesloten inrichting. Klager is van mening dat zijn belang bij een spoedige resocialisatie zwaarder dient te wegen dan de hoogst onzekere
mogelijkheid dat hij alsnog vervolgd zal worden in de openstaande strafzaak.

3.2 De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a:
Klager was in eerste instantie geselecteerd voor plaatsing in de b.b.i. van de locatie Bankenbosch te Veenhuizen. Vervolgens kwam er informatie dat klager nog een openstaande strafzaak zou hebben bij de rechtbank Amsterdam. Om die reden is ervoor
gekozen om hem over te plaatsen naar de b.b.i. zonder verlofmogelijkheden, waardoor hij niet meer in aanmerking kon komen voor vrijheden. Kort daarop is klager overgeplaatst naar de gevangenis Veenhuizen. De strafzaak op grond waarvan deze
beslissing(en) is/zijn genomen, betreft een schietpartij, waarbij een dode te betreuren valt. Uit informatie van de rechtbank te Amsterdam valt af te leiden dat de zaak vóór de huidige fictieve einddatum van klager, te weten 27 maart 2009, zal worden
aangebracht.
Ten aanzien van onderdeel b:
Het onderzoek in de tegen klager openstaande strafzaak loopt volgens de inlichtingen van de rechtbank te Amsterdam nog steeds. Hoewel door en namens klager is aangevoerd dat er een verzoek is gedaan om de strafzaak voor geëindigd te verklaren, is
daarvan bij de selectiefunctionaris niets bekend. Ook omtrent de eventuele uitspraak van de rechtbank op dat verzoek is niets bekend. Om die reden moet er vooralsnog vanuit worden gegaan dat klagers einddatum niet vaststaat. Dat is een contra-indicatie
voor plaatsing in een b.b.i.

4. De beoordeling
4.1. Ten aanzien van onderdeel a en onderdeel b van het beroep geldt dat de beslissingen zijn gebaseerd op de bij de selectiefunctionaris binnengekomen informatie omtrent een nieuwe strafzaak tegen klager. Beide onderdelen van het beroep lenen zich
voor een gezamenlijke behandeling.

4.2. De gevangenis Veenhuizen is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.3. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst. In beroep is de vraag aan de orde of klager al dan niet in aanmerking komt voor detentiefasering.

4.4. De beroepscommissie heeft in haar tussenuitspraak van 20 juni 2008 aangegeven dat op dat moment nog niet op de beroepen kon worden beslist. Reden daarvoor was dat voor de beoordeling van belang is of er sprake is van een nieuwe vervolging van
klager, ter zake van welk feit dan wel welke feiten en of niet hoogst onwaarschijnlijk is dat deze vervolging gevolgen zal hebben voor de einddatum van klagers detentie. In de stukken wordt gesproken over van de rechtbank te Amsterdam verkregen
informatie zonder dat wordt aangegeven dat de behandeling van de nieuwe zaak ter terechtzitting van die rechtbank is aangevangen. De beroepscommissie heeft de selectiefunctionaris in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na verzending van de
tussenbeslissing nadere informatie te verschaffen over de mogelijk tegen klager openstaande strafzaak.

4.5. De selectiefunctionaris heeft bij schrijven van 10 juli 2008 aan de beroepscommissie gemeld dat hij contact heeft gehad met de rechtbank Amsterdam over de tegen klager lopende strafzaak. Hij heeft aangegeven dat men hem geen andere informatie
kan of wil verschaffen dan dat er sprake is van een groot onderzoek in een zaak waarbij vuurwapens gebruikt zijn. Er is nog geen datum bekend waarop de strafzaak tegen klager inhoudelijk behandeld zal worden.

4.6. Naar aanleiding van een hernieuwd verzoek van de beroepscommissie om nadere inlichtingen met betrekking tot de aard van de tegen klager lopende strafzaak en het moment van behandeling door de rechter heeft de selectiefunctionaris op 11 augustus
2008 een brief van de officier van justitie bij het arrondissementsparket van 11 augustus 2008 overgelegd. In die brief wordt het volgende gemeld: “Ik deel u mede dat tegen klager onder parketnummer 13/524022-07 een onderzoek loopt ter zake een overval
met dodelijke afloop. In het kader van dit onderzoek is het niet wenselijk dat klager in de gelegenheid wordt gesteld met verlof te gaan”.

4.7. Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris komt naar voren dat klager thans wordt verdacht van betrokkenheid bij een overval waarbij een slachtoffer is gedood. Er is daarbij sprake van een tegen klager ingestelde vervolging, waarbij mag
worden aangenomen dat klager ter zake van zijn betrokkenheid verder strafrechtelijk zal worden vervolgd vóór de (fictieve) einddatum van klagers huidige detentie. Gelet daarop oordeelt de beroepscommissie dat de selectiefunctionaris in redelijkheid tot
het oordeel heeft kunnen komen dat klagers einddatum van detentie vooralsnog niet vaststaat. Gelet daarop is er thans geen ruimte (meer) voor detentiefasering. Dat maakt dat moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissingen van de
selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk kunnen worden geacht. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 13 augustus 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven