Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30005/GA, 10 juli 2023, beroep
Uitspraakdatum:10-07-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/30005/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    10 juli 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van de directeur van 1 juli 2022 tot aanpassing van het dagprogramma op grond van een generieke (nood)maatregel wegens personeelstekort, waardoor klager in de daaropvolgende week minder recreatie en geen bezoek en avondprogramma heeft gekregen.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 18 oktober 2022 het beklag ongegrond verklaard (IJ-2022-1022). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. R.I. Kool en de directeur van de PI Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De grondslag van de generieke (nood)maatregel voldoet niet aan de formele vereisten. Op voet van artikel 3 juncto artikel 5 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) kan de directeur een dergelijke maatregel niet nemen. De beroepscommissie heeft meermalen overwogen dat er wellicht sprake kan zijn van een acute noodzaak tot het opleggen van een generieke noodmaatregel, maar dat er gedurende de maatregel ruimte is om de gedetineerde alsnog te horen en een verslag op te maken waarin wordt gewezen op het beklagrecht en het recht om de voorzitter van de beroepscommissie om schorsing van de verdere tenuitvoerlegging te verzoeken. 

Onweersproken is dat te weinig recreatie is aangeboden. Het wettelijk minimum van zes uren per week is niet gehaald. Voorts heeft klager als gedetineerde in het plusprogramma recht op drie uren extra recreatie. Ook is klager geen uur bezoek per week aangeboden.

Voorts heeft de beroepscommissie binnen de jeugdinrichtingen een vast bedrag als tegemoetkoming vastgesteld indien er wegens personeelstekorten geen volledig dagprogramma kan worden gedraaid. Gelet hierop zou dit ook voor volwassenen van toepassing moeten zijn.

Verzocht wordt het beklag alsnog gegrond te verklaren en aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur
De directeur heeft zich op het standpunt gesteld dat wat door haar is aangevoerd als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd. De directeur persisteert bij deze gronden en sluit voor het overige aan bij de uitspraak van de beklagrechter.

3. De beoordeling
Grondslag van de bestreden beslissing 
Vaststaat dat klager in de periode van 1 tot en met 3 juli 2021 een aangepast dagprogramma aangeboden heeft gekregen, als gevolg waarvan hij gedurende die dagen minder recreatie, geen bezoek en geen avondprogramma heeft gehad. 

Op grond van artikel 3, derde lid, van de Pbw berust het beheer van een inrichting of afdeling bij de directeur. Zoals de beroepscommissie reeds eerder heeft overwogen volgt (enkel) uit artikel 5, vierde lid, sub b., van de Pbw de bevoegdheid van de directeur om gedetineerden uit te sluiten van activiteiten, namelijk op grond van een ordemaatregel (zie RSJ 22 augustus 2022, R-20/7359/GA). 

De beroepscommissie overweegt dat de aanpassing van het dagprogramma gedurende voornoemde periode moet worden aangemerkt als een ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan activiteiten, als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Pbw. De directeur dient de gedetineerde hiervan schriftelijk op de hoogte te brengen op grond van het bepaalde in artikel 58, eerste lid, van de Pbw, in samenhang bezien met artikel 57, eerste lid, aanhef en onder b., van de Pbw.

De beroepscommissie constateert dat klager schriftelijk op de hoogte is gebracht van de aanpassing van het dagprogramma, namelijk middels een brief van 30 juni 2022. Vast staat dat klager voorafgaand aan het opleggen van de ordemaatregel niet is gehoord. Van het horen kan enkel worden afgeweken ingeval van vereiste spoed of indien de gemoedstoestand van de gedetineerde zich hiertegen verzet. Uit de stukken leidt de beroepscommissie af dat van het horen van alle – ruim 450 – gedetineerden is afgezien omdat sprake was van een uitzonderlijke situatie,  van tijdsdruk en een reeds krappe bezetting bij het personeel. 

Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de beroepscommissie in dit geval sprake van  zodanige spoed, dat deze een uitzondering op het essentiële recht om te worden gehoord rechtvaardigt. Van een schending van de formele vereisten voor het opleggen van de ordemaatregel is naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook geen sprake. 

Inhoudelijke beoordeling van het beklag
Uit artikel 38 eerste lid, van de Pbw volgt het recht van de gedetineerde om ten minste één uur per week op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen bezoek te ontvangen. Op grond van artikel 49, eerste en tweede lid, van de Pbw heeft een gedetineerde recht op tenminste zes uren recreatieve activiteiten per week. In artikel 3, tweede lid, aanhef en onder b, van de Penitentiaire maatregel (Pm) is bepaald dat de directeur in het gemeenschapsregime, bedoeld in artikel 20 van de Pbw, zorgdraagt voor een plusprogramma van 59 uur per week, waarin ten minste 28 uur per week aan activiteiten en bezoek worden aangeboden. 

Nu klager – onweersproken – heeft gesteld dat hij als gevolg van het aangepaste dagprogramma in die week minder recreatie, geen bezoek en geen avondprogramma heeft gehad, is naar het oordeel van de beroepscommissie sprake van een tijdelijke inbreuk op de rechten van klager. 

Naar het oordeel van de beroepscommissie is onvoldoende gebleken dat de directeur op enig moment heeft getracht om klager – op enigerlei wijze – te compenseren voor de inbreuk op deze rechten of inspanningen heeft verricht om de uitval op andere wijze te ondervangen, bijvoorbeeld door beeldbellen in plaats van bezoek aan te bieden en het aanbieden van films ter compensatie van de uitgevallen recreatie/avondprogramma. De directeur heeft hierover niets aangevoerd, anders dan de mededeling in de brief dat de uitval van het bezoek gedurende de noodmaatregel niet wordt gecompenseerd. 

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €30,-. 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €30,-.


Deze uitspraak is op 10 juli 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. M. Iedema, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven