nummer: 08/1326/GA
betreft: [klager] datum: 11 augustus 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Urcun, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 15 mei 2008 van de beklagcommissie bij de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Maashegge te Overloon,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 18 juli 2008, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij de b.b.i. Maashegge.
Klagers raadsman heeft bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van afzondering in een afzonderingscel, ter voorkoming van ontvluchting, in afwachting van de uitslag van een bevestigingsonderzoek.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager verblijft inmiddels ruim vier jaar en zes maanden in detentie. Nog nooit heeft hij een rapport of een waarschuwing gekregen voor het gebruik van drugs. Hij heeft nog maar een paar maanden te gaan. Dan ga je je verdere detentiefasering toch niet
op het spel zetten door drugs te gebruiken.
Toen de urine van klager op 10 maart 2008 werd getest met behulp van een zogenoemde teststrip heeft het personeel de uitslag aan klager laten zien. De strip test op drie onderdelen: cocaïne, thc en opiaten. Twee streepjes wil zeggen dat het “goed” is
en
één streepje wil zeggen dat het “niet goed” is. In het geval van klager was bij opiaten maar één streepje te zien. Klager heeft meteen aangegeven dat dit niet kon kloppen. Hierbij heeft hij voorts aangegeven dat de enige verklaring gelegen zou kunnen
zijn in het gebruik van een paracetamol. Nadat de uitslag van het Deltalab bekend was, dat was op 17 maart 2008, is klager in afzondering geplaatst. Er werd van het slechtste uitgegaan. Klager werd niet geloofd en zijn detentieverleden werd niet in
aanmerking genomen.
Achteraf bleek dat er codeïne in de door klager ingenomen paracetamol had gezeten. Daarom scoorde hij positief op opiaten. Klager wist echter helemaal niet dat er codeïne in paracetamol zat. Nadat in het kader van het bevestigingsonderzoek was
vastgesteld dat er sprake was van het gebruik van codeïne, werd klagers afzondering opgeheven en heeft hij verder geen nadeel ondervonden waar het zijn detentiefasering betrof. Het geld dat klager voor het uitvoeren van het bevestigingsonderzoek had
betaald, heeft hij overigens niet teruggekregen.
De directeur geeft aan dat bij gedetineerden bekend moet zijn dat geen codeïne mag worden gebruikt en hij geeft ook aan dat daar in het kader van het verlof expliciet voor wordt gewaarschuwd. Het kan kloppen dat dit in de regels staat, maar klager
heeft
de regels er niet op nagelezen en wist het dus niet.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Sinds een aantal maanden vindt een voorselectie van de urinemonsters van gedetineerden plaatst met behulp van een teststrip. Bij een positieve score wordt het betreffende urinemonster doorgestuurd naar het Deltalab. Het is niet de bedoeling dat
gedetineerden de resultaten van de teststrip te zien krijgen. De directeur hoorde eerst tijdens de behandeling van het beklag bij de beklagcommissie dat klager het resultaat van de teststrip had gezien. Eerst nadat het resultaat van het deltalab bekend
is geworden, volgt eventueel een straf of maatregel. Klager heeft tijdens het horen aangegeven dat hij paracetamol had gebruikt. In de huisregels staat echter expliciet vermeld dat geen paracetamol met codeïne mag worden gebruikt. Om die reden heeft
klager het geld van het bevestigingsonderzoek ook niet teruggekregen. De uitslag van het bevestigingsonderzoek heeft wel aanleiding gegeven de ordemaatregel per direct te beëindigen. Dat neemt allemaal niet weg dat ten tijde van de ontvangst van de
eerste uitslag van het Deltalab sprake was van een ernstig vermoeden van gebruik van opiaten en om die reden is de directeur dan ook van oordeel dat klager terecht is afgezonderd.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat de eerste uitslag van het Deltalab een positieve score liet zien op het gebruik van opiaten. De beslissing van de directeur om klager, wat er ook zij van diens verweer, om die reden af te zonderen in afwachting van de
resultaten van het bevestigingsonderzoek en ter voorkoming van ontvluchting, kan niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Nu achteraf moet worden vastgesteld dat de positieve score op het gebruik van opiaten het gevolg was van het gebruik van codeïne – in welk verband de beroepscommissie voldoende aannemelijk acht dat dit gebruik niet bewust heeft plaatsgevonden door het
innemen van blijkbaar codeïnehoudende paracetamol – zal de beroepscommissie klagers beroep en het onderliggende beklag op billijkheidsgronden gegrond verklaren. Waar de beslissing van de directeur, zoals hiervoor overwogen, ten tijde van het nemen
ervan
niet als onredelijk of onbillijk kon worden aangemerkt, zal aan klager geen tegemoetkoming worden toegekend.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 11 augustus 2008
secretaris voorzitter