Nummer 23/31570/GA
Betreft [klager]
Datum 4 september 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de maatregelen die hem op 12 augustus 2022 zijn opgelegd vanwege zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM maatregelen).
De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Almelo heeft op 17 januari 2023 het beklag ongegrond verklaard (KA-2022-319). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsman, mr. R.I. Kool, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Almelo (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De opgelegde maatregelen zijn onvoldoende gemotiveerd. De directeur had bij de oplegging per maatregel een kenbare eigen belangenafweging moeten maken over de noodzaak voor de oplegging. Zeker nu een aantal van de maatregelen zeer ingrijpend is (visitatie, opnemen en afluisteren van gesprekken en uitgebreide celinspectie), geldt een grondige motiveringsplicht. Uit de beslissing volgt niet hoe de persoonlijke belangen van klager zijn afgewogen tegen het belang om aan hem GVM-maatregelen op te leggen (vergelijk RSJ 16 maart 2023, 23/32575/SGA en RSJ 17 december 2021, 21/24728/SGA). Ook volgt daaruit niet waarom de huidige maatregelen nog langer noodzakelijk waren, nu de plaatsing op de GVM lijst enkel was gebaseerd op de indicatie ‘liquidatie of bedreiging in detentie van of door de gedetineerde’ (hierna: liquidatiegevaar) en het criterium ‘criminele organisatie’ was vervallen. Juist vanwege die verandering was het overgrote deel van de maatregelen niet noodzakelijk. Klager verwijst naar de aanvulling van het klaagschrift.
Klager verzoekt om het beroep mondeling te mogen toelichten en om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van de directeur
De noodzaak voor de opgelegde maatregelen is voldoende aannemelijk. De directeur heeft een eigen belangenafweging gemaakt. Er is sprake van een sluitend en samenhangend pakket van maatregelen (in overeenstemming met de GVM-Circulaire van 8 juli 2021). De directeur verwijst naar hetgeen is aangevoerd in beklag.
3. De beoordeling
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepsrechter wijst het verzoek daarom af.
Op 12 augustus 2022 heeft de directeur toezichtmaatregelen opgelegd aan klager in verband met zijn GVM-status ‘verhoogd’ op de indicatie liquidatiegevaar. Klager beklaagt zich niet over alle opgelegde GVM maatregelen. Hij vindt de maatregelen die zijn opgelegd ter bescherming begrijpelijk. De maatregelen die zijn opgelegd ter controle vindt hij niet begrijpelijk, nu het criterium ‘criminele organisatie’ (één van de criteria bij het vaststellen van het risicoprofiel volgens de GVM-circulaire van 16 juli 2018) is vervallen. Uit het klaagschrift volgt dat hij het niet eens is met de maatregelen:
- Opnemen, afluisteren, vertalen gesprekken bezoek en indien nodig zenden aan het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP);
- Personeel houdt toezicht op belduur van maximaal vijftien minuten per dag;
- Opnemen, afluisteren en indien nodig vertalen telefoongesprekken;
- Opgenomen gesprekken indien nodig toezenden aan het GRIP;
- Inhoudelijke controle, kopiëren en indien nodig toezenden brieven/poststukken aan het GRIP;
- Uitgebreide celinspectie: één keer per maand;
- Wekelijkse fouillering;
- Visitatie na bezoek en op indicatie;
- Opnemen, afluisteren, vertalen beeldbelcontacten en indien nodig zenden aan het GRIP;
- Screenen telefonische contacten;
- Screenen beeldbelcontacten.
Uit de beslissing volgt dat klager is veroordeeld op grond van betrokkenheid bij een bende op Sint Maarten die zich bezighoudt met grootschalige, internationale handel in verdovende middelen. Hij is in 2014 overgebracht naar Nederland, omdat hij in de PI op Sint Maarten een medegedetineerde heeft bedreigd met een vuurwapen. Vervolgens is klager ernstig mishandeld en ontstond er een onwerkbare situatie. In Nederland is er sprake geweest van overplaatsingen, incidenten en dreiging ten aanzien van klagers persoon. Binnen de PI Leeuwarden gedroeg hij zich goed. Op 9 februari 2022 is de indicatie voor plaatsing op de GVM-lijst teruggebracht naar liquidatiegevaar. Op 10 augustus 2022 heeft het Operationeel Overleg geconcludeerd dat er, mede op grond van de GRIP-rapportage en klagers verblijf in de PI Almelo sinds 30 juni 2022, geen reden is voor afschaling van zijn GVM-status ‘verhoogd’, vanwege de bestaande liquidatiedreiging. De directeur heeft op grond van deze informatie, in combinatie met de verantwoordelijkheid voor klagers veiligheid en de veiligheid binnen de inrichting, beslist de reeds opgelegde toezichtmaatregelen voort te zetten.
De directeur heeft de maatregelen gemotiveerd met de overweging dat de maatregelen zijn opgelegd met de bedoeling klager te beschermen tegen de heersende liquidatiedreiging. Het gaat dus kennelijk niet (ook) om gevaar voor liquidatie door klager.
In het verweerschrift op het schorsingsverzoek heeft de directeur nog toegelicht dat klager in gesprekken met de directeur zeer dwingend is en resoluut is in zijn wensen. Tijdens het hoorgesprek van 12 augustus 2022 vertoonde klager gedrag dat maakte dat de directeur van mening was dat de maatregelen nog steeds opportuun zijn (niet alleen vanwege klagers verleden). Klager liep weg met de woorden “Dit is niet goed. Dit gaat niet goedkomen. Ik ga nu ander gedrag vertonen” en was daarna niet meer aanspreekbaar.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is de noodzaak van de hierboven genoemde maatregelen onvoldoende gemotiveerd. De directeur is in beklag en beroep niet ingegaan op klagers standpunt dat een deel van de maatregelen dient ter controle van klager en niet ter bescherming van hem (voor het liquidatiegevaar). Nu klager op de GVM-lijst is geplaatst vanwege de indicatie liquidatiegevaar en niet (meer) vanwege het criterium ‘criminele organisatie’, acht de beroepscommissie het zonder nadere motivering niet begrijpelijk dat deze maatregelen noodzakelijk zijn. De enkele omstandigheid dat klager ongewenst gedrag heeft vertoond tijdens het hoorgesprek, is onvoldoende ter motivering van de GVM-maatregelen waarover klager zich beklaagt.
Bij deze stand van zaken en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de (onvoldoende gemotiveerde) beslissing van de directeur als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €50,-.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-.
Deze uitspraak is op 4 september 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. J.B. Oreel, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.
secretaris voorzitter