Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/33092/GV, 12 juli 2023, beroep
Uitspraakdatum:12-07-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/33092/GV

               

Betreft [klager]

Datum 12 juli 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 31 maart 2023 klagers verzoek om strafonderbreking in het kader van artikel 40a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) afgewezen.

 

Klagers raadsvrouw, mr. I.A. Kamans, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De beoordeling

Klager is sinds 11 november 2014 in Nederland gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van twaalf jaar met aftrek, wegens gekwalificeerde doodslag en diefstal met geweld. Daarnaast had hij een betalingsverplichting van €24.623,32 in verband met een schadevergoedingsmaatregel, waarvoor hij een vervangende hechtenis van 72 dagen onderging en welk bedrag hij inmiddels heeft betaald. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 19 september 2025.

 

Op grond van artikel 40a van de Regeling kan strafonderbreking voor onbepaalde tijd worden verleend aan een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000.

 

Uit de stukken blijkt het volgende. Klager is op 13 september 2018 tot ongewenst vreemdeling verklaard. Klager heeft op 29 juni 2022, kort voorafgaand aan de feitelijke overdacht aan Polen om de resterende duur van zijn gevangenisstraf te ondergaan, een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag is in eerste instantie op 10 november 2022 afgewezen, waartegen klager beroep heeft ingesteld en waarbij klager de voorzieningenrechter heeft gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van 6 februari 2023 heeft de rechtbank Den Haag de beslissing op het beroep aangehouden en aan klager een voorlopige voorziening toegekend, waardoor hij de procedure in Nederland mag afwachten.

 

Nu klager ten tijde van de bestreden beslissing op grond van artikel 8, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig verblijf in Nederland had (en dit voor zover de beroepscommissie bekend nog steeds heeft), kan aan hem geen strafonderbreking op grond van artikel 40a van de Regeling worden verleend. De bestreden beslissing is dan ook juist. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 12 juli 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. S. Djebali en mr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven