Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/33504/TA, 4 juli 2023, beroep
Uitspraakdatum:04-07-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/33504/TA

  

Betreft [klager]

Datum 4 juli 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van het hoofd van FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (hierna: de instelling)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft, voor zover in beroep aan de orde, beklag ingesteld tegen de maatregel afdelingsarrest van 7 februari 2023.

 

De beklagcommissie bij de instelling heeft op 20 april 2023 het beklag inhoudelijk gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €108,- (Me 2023-46). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

 

Het hoofd van de instelling heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft […], jurist bij de instelling, klager met bijstand van een tolk in de Hongaarse taal en klagers raadsman mr. M.J. Jansma gehoord op de zitting van 7 juni 2023 in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van het hoofd van de instelling

De beklagcommissie is met haar uitspraak aan de ernst van de situatie en klagers problematiek voorbijgegaan. Klager belandt door zijn pathologie gemakkelijk in situaties waarin hij zich onrechtvaardig en of onrechtmatig behandeld voelt. Hij kan op obsessieve wijze met deze overtuiging bezig zijn en is daarin niet of nauwelijks te corrigeren. Dit kan zulke sterke vormen aannemen dat gesproken kan worden van een psychotisch toestandsbeeld in de zin van wanen. Vanuit zijn overtuigingen of wanen ontstaan sterke gevoelens van angst en/of boosheid. Klager is geneigd de strijd te zoeken, zijn recht te halen of in uiterste gevallen wraak te (willen) nemen. Tijdens de conflicten in de instelling is gebleken dat klager zich erg dreigend kan uiten waarbij de indruk is dat fysiek geweld naar anderen enkel door ingrijpen van de sociotherapie is voorkomen. Het is de taak van het behandelteam om oplopende spanningen bij patiënten te herkennen en te benoemen als patiënten dat zelf niet of onvoldoende kunnen. In de dagen voorafgaande aan het afdelingsarrest waren er meerdere voorvallen waarbij klager zich niet liet aanspreken of corrigeren. De spanningen liepen daarbij steeds verder op. Klager beschuldigde medewerkers ervan racistisch te zijn, dreigde medewerkers kapot te maken in de rechtbank en ervoor te zorgen dat hun baan zou worden ontnomen, schold medewerkers uit en weigerde op latere momenten zijn woorden terug te nemen. Hij weigerde tevens om over deze situaties in gesprek te gaan en samen met het behandelteam naar oplossingen te zoeken.

 

Het feit dat klager vaker mensen beschuldigt van racisme en dreigt om mensen kapot te maken wil niet zeggen dat dit niet serieus zou moeten worden genomen. Dit is voor het behandelteam juist een aanwijzing dat klager er niet goed bij zit en er sprake is van oplopende spanningen. Het is van belang dat te monitoren, te de-escaleren en zo nodig daarop actie te ondernemen, zoals het opleggen van afdelingsarrest. Van belang hierbij is ook dat klagers gedrag gelijkenissen vertoont met zijn gedrag ten tijde van het indexdelict. Hierbij is men alert op de delictdynamiek die op die momenten aanwezig is.

 

Met de overweging dat klager tijdens het afdelingsarrest soms vriendelijk in contact is, gaat de beklagcommissie voorbij aan het feit dat dit nog niet automatisch betekent dat er geen grond meer zou zijn voor het handhaven van het afdelingsarrest. Zo geeft klager op 16 februari 2023 nog letterlijk bij de assistent behandelcoördinator aan dat hij vooral niet van plan is om de samenwerking opnieuw op te zoeken, omdat dit hem alleen maar stress en gedoe oplevert. Dit zijn geen omstandigheden waarbij een afdelingsarrest kan worden opgeheven.

Op 24 februari 2023 is het afdelingsarrest opgeheven en omgezet in afzondering op de crisisunit Eems 1 vanwege dreigend en agressief gedrag naar een sociotherapeut na de vondst van contrabande in klagers kussen en vervolgens agressief en dreigend gedrag naar de sociotherapie en de Dienst Geïntegreerde Beveiliging die met hem in gesprek wilden gaan.

De oplegging en de duur van het afdelingsarrest zijn redelijk en billijk, aangezien klager wel degelijk verbaal agressief is geweest en gedrag heeft vertoond dat een risico vormde voor de orde en veiligheid.

 

Standpunt van klager

Klager handhaaft zijn in beklag naar voren gebrachte bezwaren dat hij niet met bijstand van een tolk is gehoord voordat de beslissing tot het opleggen van afdelingsarrest is genomen en dat hem geen vertaling van de schriftelijke mededeling van die beslissing is verstrekt. De overwegingen van de beklagcommissie daarover zijn onbegrijpelijk. De klacht moet daarom alsnog formeel gegrond worden verklaard en klager moet ook daarvoor een tegemoetkoming worden toegekend. Klager heeft geen beroep ingediend, maar er is jurisprudentie van de beroepscommissie dat het beroep van het hoofd van de instelling desondanks ziet op de hele klacht.

Klager is het verder eens met de inhoudelijke gegrondverklaring van zijn beklag. De incidenten van vóór 7 februari 2023 rechtvaardigen geen ordemaatregel ter handhaving van de orde en veiligheid in de instelling. Klager dreigt veel met procederen, maar dat is ook zijn goed recht. Daarnaast is de duur van de maatregel disproportioneel, nu klager vanwege zijn suikerziekte veel moet bewegen. Klager komt daarom een hogere tegemoetkoming toe dan door de beklagcommissie is toegekend.

 

3. De beoordeling

Klagers raadsman kan niet worden gevolgd in zijn stelling dat er jurisprudentie van de beroepscommissie is dat het beroep van een hoofd van de instelling tegen de inhoudelijke gegrondverklaring van de klacht op de hele klacht ziet en dus ook op vormverzuim, ondanks dat klager geen beroep tegen de formele ongegrondverklaring van de klacht heeft ingediend. De kennelijk door de raadsman bedoelde jurisprudentie ziet uitsluitend op de situatie dat een klager in zijn beroep klaagt over de procedure bij een beklagcommissie, in welk geval de beroepscommissie overweegt daaraan voorbij te gaan omdat het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld. Van die situatie is hier geen sprake, nu vast staat dat alleen het hoofd van de instelling beroep heeft ingediend.

In beroep is daarom alleen aan de orde of in redelijkheid afdelingsarrest kon worden opgelegd en deze maatregel kon voortduren tot 24 februari 2023.

 

De beroepscommissie is, anders dan de beklagcommissie, van oordeel dat onder de door het hoofd van de instelling geschetste omstandigheden rond klagers gedrag en houding en de daarbij aanwezige delictdynamiek in redelijkheid, in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de instelling, kon worden besloten klager afdelingsarrest op te leggen en deze te laten voortduren totdat het afdelingsarrest vanwege klagers gedrag is omgezet in de zwaardere afzonderingsmaatregel. De beroepscommissie is met het hoofd van de instelling van oordeel dat de beklagcommissie met het oordeel dat de maatregel van afdelingsarrest meer op een disciplinaire straf lijkt ten onrechte aan de ernst van de situatie en klagers problematiek is voorbijgegaan.

 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van het hoofd van de instelling niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie

verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 4 juli 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. D.W.J. Vinkes en drs. W.M. van der Vlist leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven