Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1753/GV, 4 augustus 2008, beroep
Uitspraakdatum:04-08-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1753/GV

betreft: [klager] datum: 4 augustus 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 juli 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager wenst het graf van zijn levenspartner te bezoeken, die hij op 25 juni 2005 het leven heeft ontnomen. Dit is gebeurd in een dissociatieve toestand, mede als gevolg van het Asperger syndroom, dat bij
hem is gediagnosticeerd. Zelf heeft hij die dag een zelfmoordpoging gedaan. Afscheid nemen van zijn levenspartner, met wie hij bijna veertien jaar een gezin vormde met twee kinderen, is hem niet toegestaan. Een bezoek aan het graf op een later tijdstip
was uitgesloten. Dit was voor klager heel pijnlijk, maar zeer begrijpelijk als hij kijkt naar zijn ex-schoonfamilie. Klager heeft daarna regelmatig gevraagd om een bezoek aan het graf te mogen brengen, omdat zijn verdriet (weliswaar veroorzaakt door
klager zelf) en zijn schuldgevoelens er niet minder door werden. Met toenemende regelmaat stijgt het hem allemaal zo naar zijn hoofd dat hij geneigd is om alsnog zelfmoord te plegen. In november 2007 heeft hij tijdens een rechtszitting zijn polsen
doorgesneden. Hij voert nog iedere dag strijd met zijn gevoelens en emoties. Behandeling vindt in de penitentiaire inrichting (p.i.) alleen plaats in crisissituaties en verdere behandeling wordt overgelaten aan de tbs-kliniek, waar hij zal worden
opgenomen. Een bezoek aan het graf van zijn levenspartner moet gezien worden als een vorm van behandeling, waarbij klager zijn gevoelens op een positieve manier kan uiten en de kans op suïcide kan verkleinen. Verzocht wordt om te bezien of het mogelijk
is om een onafhankelijk advies te laten uitbrengen door een gedragsdeskundige met kennis van het Asperger syndroom.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het openbaar ministerie heeft negatief geadviseerd ter zake van verlofverlening. Ook het gedetineerdenberaad komt tot een negatief advies. Het is niet gebruikelijk dat verlof wordt verleend voor het bezoeken van een graf. Alleen in het geval dat dit
door deskundigen absoluut noodzakelijk wordt bevonden, kan dit overwogen worden. In beroep geeft klager aan dat het bezoeken van het graf als een vorm van behandeling moet worden gezien. Of dit valt onder de termen van behandeling zal in de tbs worden
bezien. Aansluitend aan zijn gevangenisstraf zal klager een tbs-behandeling ondergaan.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van p.i. Rijnmond te Krimpen aan den IJssel en de advocaat-generaal van het ressortsparket Den Haag hebben negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De inrichtingspsycholoog verbonden aan de p.i. Rijnmond te Krimpen aan den IJssel heeft aangegeven dat klager frequentere gesprekken met de psycholoog niet nodig vond. Niet beoordeeld kan worden of een dergelijk bezoek zal bijdragen aan rouwverwerking,
omdat zij hem in psychologisch opzicht onvoldoende kent. Gebruikelijk is dat een dergelijk bezoek pas geschiedt in het kader van een behandeling, die pas in klagers tbs-periode van start zal gaan. Dan is er ook de mogelijkheid tot opvang en begeleiding
in therapeutische zin.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken voldoende voorgelicht en wijst klagers verzoek om nader advies te laten uitbrengen door een onafhankelijk gedragsdeskundige af.

Klager is een gevangenisstraf van twaalf jaar met aftrek opgelegd en terbeschikking gesteld, wegens moord.

Uit artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) volgt dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid
noodzakelijk is. De beroepscommissie stelt voorop dat het bezoeken van het graf van het slachtoffer in beginsel niet als een gebeurtenis in de zin van artikel 21 van de Regeling wordt aangemerkt. Daarbij komt dat zowel de inrichting als het openbaar
ministerie negatief heeft geadviseerd om aan klager het verlof te verlenen. Ook de inrichtingspsycholoog heeft geen positief advies kunnen geven omdat zij niet kan beoordelen of een bezoek aan het graf wezenlijk zal bijdragen aan rouwverwerking.
Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. Th.E.M. Wijte en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 4 augustus 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven