Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/32747/GB, 24 juli 2023, beroep
Uitspraakdatum:24-07-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/32747/GB
    
            
Betreft    [Klager]
Datum    24 juli 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[Klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft een verzoek gedaan om vanuit de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel in de gevangenis van de PI Krimpen aan den IJssel te worden geplaatst.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 13 maart 2023 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. M.C. Pedrotti, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De beroepscommissie heeft in RSJ 12 oktober 2018, R-988, klagers beroep tegen de afwijzing van zijn verzoek om vanuit de PI Ter Apel in de PI Sittard te worden geplaatst, gegrond verklaard. Het feit dat een strikte toepassing van artikel 20b van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) onredelijk en onbillijk was en het feit dat klager sinds 1 juli 2017 in de PI Ter Apel geen bezoek meer ontving van zijn familie, maakten dat de beslissing van verweerder onredelijk en onbillijk was. De beroepscommissie heeft in voornoemde uitspraak gemotiveerd uiteengezet dat een strikte toepassing van artikel 20b van de Regeling, gezien de achtergrond en het doel van dit artikel, niet redelijk kon worden geacht, nu het vertrek uit Nederland en de terugkeer naar het land van herkomst voor klager voor vele jaren nog niet aan de orde zou zijn. 

In de bestreden beslissing verwijst verweerder slechts naar artikel 20b van de Regeling. Op het plaatsingsbeleid zijn uitzonderingen mogelijk indien de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden kan worden aangetoond. Daarvan is in dit geval sprake. 

Klager wil worden geplaatst in de PI Krimpen aan den IJssel, omdat zijn familie daar in de buurt woont en omdat hij een baan aangeboden heeft gekregen. Klager krijgt thans weinig tot geen bezoek. Dat komt door de reisafstand. De PI Ter Apel is met het openbaar vervoer niet te bereiken zonder dat een groot stuk te voet moet worden afgelegd. Dat is voor klagers familie ondoenlijk. De beroepscommissie heeft in eerdere zaken overwogen dat is gebleken dat klager sinds 1 juli 2017 geen bezoek meer heeft ontvangen van zijn familie, terwijl hij in andere inrichtingen waar hij heeft verbleven wekelijks bezoek ontving. Klager heeft al langere tijd geen persoonlijk contact kunnen krijgen met zijn familie. De persoonlijke belangen van klager zijn zwaarwegend, waaraan door verweerder onvoldoende gewicht is toegekend. Het recht op family life wordt geschonden, nu geen sprake is van een praktisch haalbare mogelijkheid om klager te bezoeken.

Klager verzoekt om het beroep mondeling te mogen toelichten.

Standpunt van verweerder
Klager heeft in januari 2022 zelf verzocht om in de PI Ter Apel te worden geplaatst. Na één jaar daar te hebben verbleven, verzoekt hij nu wederom om elders te worden geplaatst, ditmaal in de PI Krimpen aan den IJssel. De einddatum van klagers detentie is gesteld op 3 december 2031, maar strafonderbreking op grond van artikel 40a van de Regeling tijdelijk verlaten inrichting is al mogelijk vanaf 6 oktober 2023. Strafonderbreking zou wanneer mogelijk opgestart kunnen worden met het oog op de overlevering aan België. In dat kader wordt verwezen naar RSJ 1 februari 2023, 22/29906/GB.

Ten aanzien van de bezoekproblemen van klagers familie geldt dat dit verder niet feitelijk is onderbouwd. Ten aanzien van de aangeboden baan in de regio van de PI Krimpen aan den IJssel, geldt dat klager aansluitend aan onderhavige gevangenisstraf zal worden overgeleverd aan België, in verband met een openstaande gevangenisstraf van zeven jaar. Daarnaast is door de Immigratie- en Naturalisatiedienst aan klager een inreisverbod voor de duur van tien jaar opgelegd. Dit betekent dat klager geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft en na zijn detentie de Europese Unie dient te verlaten. Klager staat, met het oog op artikel 25, zevende lid, van de Regeling, daarnaast niet ingeschreven voor huisvesting in het arrondissement Rotterdam. 

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Klagers situatie
De beroepscommissie heeft in RSJ 12 oktober 2018, R-988, geoordeeld dat de afwijzing van klagers verzoek om vanuit de PI Ter Apel in de gevangenis van de PI Sittard te worden geplaatst, onredelijk en onbillijk was. Een strikte toepassing van het plaatsingsbeleid van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling kon in klagers geval vooralsnog niet redelijk worden geacht, nu het vertrek uit Nederland en de terugkeer naar het land van herkomst voor klager vele jaren nog niet aan de orde zou zijn. Daarnaast bleek dat klager sinds 1 juli 2017 geen familiebezoek meer had ontvangen in de PI Ter Apel. 

De beroepscommissie heeft in RSJ 10 maart 2019, R-18/2287/GB, geoordeeld dat de afwijzing van een nieuw verzoek van klager om vanuit de PI Ter Apel in de gevangenis van de PI Sittard te worden geplaatst, eveneens onredelijk en onbillijk was. In klagers geval was sprake van uitzonderlijke omstandigheden die een afwijking op het plaatsingsbeleid rechtvaardigden. Dit betroffen klagers lange strafrestant, het uitblijven van familiebezoek en het feit dat klager, nadat zijn detentie in Nederland is beëindigd, zal worden overgeleverd aan België voor het ondergaan van een gevangenisstraf van zeven jaar. 

Sinds laatstgenoemde uitspraak heeft klager in de gevangenissen van de PI Sittard en de PI Middelburg verbleven. Klager heeft in de PI Middelburg een verzoek tot plaatsing in de gevangenis van de PI Ter Apel gedaan, dat op 26 januari 2022 is gehonoreerd. Klager wenst thans in de gevangenis van de PI Krimpen aan den IJssel te worden geplaatst, zodat zijn familie hem kan bezoeken en omdat hij uitzicht heeft op een baan in de buurt van de PI Krimpen aan den IJssel. 

De regelgeving
Op grond van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling worden in een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen (een VRIS-inrichting) gedetineerden geplaatst die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland (in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000) en die zijn gedetineerd op grond van:
-    voorlopige hechtenis (door een bevel van gevangenneming of gevangenhouding);
-    een vrijheidsstraf; of
-    een maatregel tot plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders.

Op grond van het derde lid van dit artikel kan hiervan worden afgeweken. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie moet daarvoor echter sprake zijn van uitzonderlijke omstandigheden.

De PI Ter Apel is op dit moment de enige reguliere VRIS-inrichting. Klager voldoet aan de eisen van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling en moet dus in beginsel in de PI Ter Apel worden geplaatst.

De overwegingen van de beroepscommissie
De beroepscommissie begrijpt dat klager in de PI Ter Apel verstoken is van bezoek. Volgens vaste jurisprudentie moet dat voor verweerder in beginsel reden vormen om hem over te plaatsen. Daar staat echter tegenover dat de bezoekproblemen naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende zijn onderbouwd. 

Klager heeft ten aanzien van zijn moeder, die in Sittard woont en van wie het bezoek kennelijk het zwaarst weegt, aangevoerd dat zij vanwege haar gezondheid niet de reis naar de PI Ter Apel niet afleggen. Hoewel de PI Ter Apel vanuit Sittard een grotere reisafstand kent dan de PI Krimpen aan den IJssel, is de reisafstand tussen Sittard en de PI Krimpen aan den IJssel zowel met de auto als met het openbaar vervoer ook niet gering. Het is de beroepscommissie dan ook onduidelijk in hoeverre een plaatsing van klager in de gevangenis van de PI Krimpen aan den IJssel ertoe zou leiden dat klagers moeder wel op bezoek kan komen. Klager heeft ten aanzien van zijn overige familieleden de bezoekproblemen alleen toegelicht door de reisafstand te benoemen. Daarmee is het echter nog niet duidelijk geworden wie klager precies (nog meer) zouden willen bezoeken, waar zij wonen en waarom het voor hen op dit moment te lastig is om hem te bezoeken. In het licht van het voorgaande zijn de gestelde bezoekproblemen onvoldoende om een schending van het recht op family life aan te nemen. 

De omstandigheid dat klager uitzicht zou hebben op een baan in de buurt van de PI Krimpen aan den IJssel, kan voorts geen reden vormen voor de verzochte overplaatsing. Immers, klager zal nadat zijn detentie in Nederland is beëindigd worden overgeleverd aan België. Daarnaast is aan klager een inreisverbod opgelegd.

Verweerder heeft aangevoerd dat aan klager mogelijk per 6 oktober 2023 strafonderbreking kan worden verleend op grond van artikel 40a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Anders dan in RSJ 1 februari 2023, 22/29906/GB, waarnaar verweerder heeft verwezen, is het de beroepscommissie in dit geval niet gebleken dat reeds sprake is van concrete voorbereidingen in het kader van de overlevering van klager aan België. De beroepscommissie gaat voor de einddatum van klagers detentie dan ook uit van 3 december 2031 en niet van de vroegst mogelijke datum voor strafonderbreking. De enkele, resterende omstandigheid dat klager nog een lang strafrestant heeft, maakt evenwel niet dat sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die ertoe leiden dat verweerder dient af te wijken van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 24 juli 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. F. Sieders en drs. M.R.    van Veen, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven