Nummer 23/34283/SGA
Betreft verzoeker
Datum 16 juni 2023
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van
verzoeker (hierna: verzoeker)
1. De procedure
Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissingen van de directeur van de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein (hierna: de directeur) tot oplegging van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel en tot inbeslagname van verzoekers gerechtelijke post en/of dossiers.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek is ingeschreven als klaagschrift (nm2023-621-622) en van de aanvullende reactie op het schorsingsverzoek van 16 juni 2023 van verzoekers raadsvrouw, mr. B.N.R. Maenen.
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen.
Voor zover verzoeker schorsing vraagt van de opgelegde ordemaatregel, komt uit de inlichtingen van de directeur naar voren dat de opgelegde ordemaatregel is beëindigd op 9 juni 2023. Het verzoek kan in zoverre dus niet meer tot het beoogde resultaat leiden. Verzoeker heeft dan ook geen belang meer bij een toewijzing van het verzoek. De voorzitter zal het verzoek daarom in zoverre afwijzen.
Verzoeker vraagt ook schorsing van de inbeslagname van alle in zijn cel aanwezige gerechtelijke post en/of dossiers. De voorzitter overweegt daarover als volgt.
Uit de stukken komt naar voren dat tijdens een celinspectie in verzoekers cel op 9 juni 2023 gerechtelijke post en/of dossiers van verzoeker in beslag zijn genomen. Door en namens verzoeker is aangevoerd dat de reden van de inbeslagname niet aan verzoeker kenbaar is gemaakt. Dit is wel vereist op grond van artikel 34, eerste en tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) in samenhang met artikel 29, vijfde lid, van de Pbw. De directeur heeft hierover aangevoerd dat aan verzoeker is medegedeeld dat hem een ordemaatregel is opgelegd in verband met een bijzondere celinspectie.
Verder is door en namens verzoeker aangevoerd dat de inbeslaggenomen papieren geprivilegieerde post betreffen, waarvan de directeur alleen kennis mag nemen in het bijzijn van de gedetineerde (artikel 36, tweede lid, van de Pbw in samenhang met artikel 37, eerste lid, van de Pbw). De directeur heeft hierover aangevoerd dat onderzocht zal worden of in de stukken persoonsgegevens en mailadressen van personeelsleden staan. Op dit moment zijn de in beslag genomen papieren nog niet nader gecontroleerd, geopend en/of onderzocht.
De voorzitter overweegt het volgende.
De directeur heeft twee schriftelijke stukken bijgevoegd. De eerste betreft een schriftelijk verslag van 9 juni 2023 dat verzoeker in afzondering is geplaatst ¨in verband met een speciale inspectie op het vermoeden van het hebben van vertrouwde informatie van collega´s, in afwachting van de uitslag daarvan¨. Het tweede stuk betreft een mededeling van inbeslagname contrabande van 9 juni 2023: ¨de directie heeft besloten dat zij diverse documenten van verzoekers cel hebben gehaald, ingaande 9 juni 2023 namiddag en eindigend op datum afronding onderzoek (z.s.m.)¨.
Op grond van artikel 34 in verbinding met artikel 29, vijfde lid, van de Pbw is de directeur bevoegd de verblijfsruimte van een gedetineerde op de aanwezigheid van voorwerpen die niet in zijn bezit mogen zijn te onderzoeken. Indien voorwerpen worden aangetroffen die niet in het bezit van de gedetineerde mogen zijn, is de directeur bevoegd deze in beslag te nemen. Hij draagt zorg dat deze voorwerpen, hetzij onder afgifte van een bewijs van ontvangst ten behoeve van de gedetineerde op diens kosten worden bewaard, hetzij met toestemming van de gedetineerde worden vernietigd, hetzij aan een opsporingsambtenaar ter hand worden gesteld met het oog op de voorkoming of opsporing van strafbare feiten.
Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat er het vermoeden was dat verzoeker in het bezit was van persoonsgegevens en mailadressen van personeelsleden. Dit vormt een gevaar voor de orde en veiligheid in de inrichting. Om deze reden zijn dan ook goederen (poststukken) in beslaggenomen om te onderzoeken of daarin de desbetreffende gegevens staan.
Naar het voorlopig oordeel voldoet de inbeslagname van verzoekers papieren van zijn cel niet aan de eisen die de wet daaraan stelt. Onweersproken is dat zich bij die stukken geprivilegieerde stukken als bedoeld in artikel 37 van de Pbw bevinden, die op grond van artikel 36, tweede lid, van de Pbw alleen in aanwezigheid van de betrokken gedetineerde geopend en gelezen, mogen worden.
Gelet daarop zal de voorzitter het verzoek in zoverre toewijzen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe voor wat betreft de inbeslaggenomen gerechtelijke post en/of dossiers en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist en wijst het verzoek voor het overige af.
Deze uitspraak is op 16 juni 2023 gedaan door mr. R.H. Koning, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.
secretaris voorzitter