Nummer 22/31197/GA
Betreft [klager]
Datum 30 juni 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur)
1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft – voor zover in beroep aan de orde – beklag ingesteld tegen zijn plaatsing op de Afdeling Intensief Toezicht (AIT) per 1 november 2022.
De beklagcommissie bij de PI Krimpen aan den IJssel heeft op 15 december 2022 het beklag gegrond verklaard (IJ-2022-1628). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft […], juridisch medewerker bij de PI Krimpen aan den IJssel, en klagers raadsman mr. M. de Reus gehoord op de zitting van 14 april 2023 in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad. De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft echter geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
De directeur is ontvankelijk in het beroep. Nu zich in het dossier geen uitspraak van de beklagcommissie met dagstempel bevindt, moet worden uitgegaan van hetgeen in het pro forma-beroepschrift van 27 december 2022 is opgeschreven.
De directeur heeft de plaatsing van klager op de AIT noodzakelijk geacht, nu klager binnen een zeer kort tijdsbestek driemaal in het bezit is geweest van een smartphone, namelijk op 5 augustus, 29 september en 18 oktober 2022. Klager is op de AIT geplaatst vanwege het verstoren van de orde, rust en veiligheid en vanwege voortgezet crimineel handelen. Dat hij driemaal in korte tijd in het bezit was van een communicatiemiddel weegt zwaar. Niet is vastgesteld of middels klagers telefoon sprake is geweest van criminele activiteiten. De telefoon is opgestuurd voor nader onderzoek, maar de uitkomst van dat onderzoek kent de directeur niet. De AIT geldt niet als sanctie, maar is een manier om extra toezicht te houden. Zo kan worden voorkomen dat criminele activiteiten worden voorgezet en dat klager weer een telefoon in bezit krijgt. Nadien heeft de directeur opnieuw een beslissing genomen om klager op de AIT te houden/te plaatsen.
Standpunt van klager
Primair wordt verzocht de directeur niet-ontvankelijk te verklaren in het beroep. De uitspraak van de beklagcommissie dateert van 15 december 2022. Blijkens het pro forma-beroepschrift heeft de directeur de uitspraak op 19 december 2022 ontvangen. Dit was echter een maandag en op maandag wordt er geen post bezorgd. Dit betekent dat de post voor die datum is ontvangen en in dat geval is het beroepschrift niet tijdig ingediend.
De beroepscommissie heeft eerder geoordeeld dat het enkele bezit van contrabande onvoldoende is voor de stelling dat sprake is van voortgezet crimineel handelen (RSJ 27 juni 2022, 21/20486/GA). Dat is hier ook van toepassing. De AIT is niet in wet- of regelgeving vastgelegd. Het doel van deze afdeling is voorkomen dat gedetineerden doorgaan met criminele activiteiten tijdens detentie. Dit moet niet te ruim worden uitgelegd. Klager heeft geen gedrag vertoond als bedoeld in artikel 1, onder o, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden. Als er aanleiding was om aan te nemen dat klager criminele activiteiten voortzette in detentie, was dat al bekend geweest. Klager heeft na de gegrondverklaring nog bijna een maand op de AIT verbleven.
3. De beoordeling
De ontvankelijkheid van de directeur in het beroep
De beroepscommissie constateert dat de beklagcommissie op 15 december 2022 uitspraak heeft gedaan en dat een afschrift van de uitspraak diezelfde dag aan partijen is toegezonden. In het pro forma-beroepschrift van 27 december 2022 is opgenomen dat de uitspraak op 19 december 2022 is ontvangen.
Klagers raadsman stelt zich op het standpunt dat het beroep niet tijdig is ingediend, nu op maandag geen post wordt bezorgd en de directeur het afschrift van de uitspraak om die reden al eerder (de beroepscommissie begrijpt: voor zondag) moet hebben ontvangen.
Zelfs wanneer ervan uit wordt gegaan dat de directeur, nu op zondag en maandag geen post wordt bezorgd, het afschrift van de uitspraak al op zaterdag (17 december 2022) heeft ontvangen, is het beroep echter tijdig ingesteld. Het beroepschrift moet namelijk uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de uitspraak worden ingediend. Dit zou – in het onderhavige geval – betekenen dat de directeur uiterlijk op 24 december 2022 beroep had moeten instellen. Op grond van artikel 1, eerste lid, van de Algemene termijnenwet wordt een in de wet gestelde termijn die op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is. Nu 24 december 2022 op een zaterdag viel en Tweede Kerstdag op een maandag, hoefde het beroepschrift pas op (dinsdag) 27 december 2022 te zijn ontvangen. Dat is ook het geval geweest.
De inhoudelijke beoordeling van het beklag
De (plaatsing op de) AIT is niet wettelijk geregeld. De AIT is, volgens informatie van de Dienst Justitiële Inrichtingen, een afdeling die kleinschaliger is dan andere afdelingen en is bedoeld voor gedetineerden die intensief toezicht nodig hebben. Het doel van dit intensieve toezicht is om te voorkomen dat gedetineerden doorgaan met criminele activiteiten tijdens hun detentie, waarbij de nadruk ligt op het bewaren van de orde en veiligheid. De plaatsing van een gedetineerde op de AIT betreft een interne overplaatsing en geschiedt aldus door de directeur. De directeur bepaalt op grond van artikel 16, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) immers de wijze van onderbrenging van de gedetineerden die overeenkomstig artikel 15 van de Pbw zijn geplaatst in de inrichting of afdeling met het beheer waarvan hij belast is.
Hoewel het geven van een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 58 eerste lid, van de Pbw bij een interne overplaatsing niet verplicht is, acht de beroepscommissie dit overigens wel wenselijk, gelet op de aard van een plaatsing op de AIT. Dit dient ertoe dat de motivering voor een gedetineerde afdoende inzichtelijk wordt (zie RSJ 3 oktober 2022, 21/23038/GA).
Naar het oordeel van de beroepscommissie is klagers plaatsing op de AIT vanwege de omstandigheid dat bij klager driemaal in korte tijd een smartphone (met oplader) is aangetroffen, in dit geval en zonder nadere toelichting, niet begrijpelijk. Het is immers nog niet duidelijk dat sprake is geweest van voortgezet crimineel handelen van klager in detentie. Hoewel de telefoon zou zijn opgestuurd voor onderzoek, zijn de resultaten hiervan niet bekend geworden, zodat de directeur de inhoud van de telefoon niet aan zijn beslissing ten grondslag heeft gelegd. Ook anderszins is niet gebleken dat klager met de telefoons criminele activiteiten heeft ontplooid. De stelling dat sprake zou zijn van voortgezet crimineel handelen, is daarmee niet onderbouwd.
De beroepscommissie heeft eerder overwogen dat gedetineerden ook op de AIT kunnen worden geplaatst om andere redenen dan het voorkomen dat zij doorgaan met criminele activiteiten tijdens hun detentie (zie RSJ 17 april 2023, 22/30865/GA en RSJ 17 april 2023, 22/30903/GA). Een beslissing daartoe dient echter een op de betreffende gedetineerde toegespitste motivering te bevatten. Dat klager door het (herhaaldelijk) bezit van een telefoon de orde, rust en veiligheid op een zodanige manier heeft verstoord dat dit een plaatsing op de AIT rechtvaardigt, heeft de directeur echter onvoldoende toegelicht. Ook daarbij speelt een rol dat de directeur niet heeft gesteld en ook niet is gebleken dat klager met de telefoons daadwerkelijk contact heeft gezocht of gehad met de buitenwereld en dat (daardoor) een risicovolle situatie is ontstaan die intensief toezicht op de AIT noodzakelijk maakt. Over klagers strafrechtelijke achtergrond – wat in dit verband relevant zou kunnen zijn – is bijvoorbeeld niets aangevoerd.
Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen, met aanvulling van de gronden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde, met aanvulling van de gronden.
Deze uitspraak is op 30 juni 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. E. Dinjens, voorzitter, mr. A. Pahladsingh en mr. R. Raat, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.
secretaris voorzitter