Nummer 22/25115/GA
Betreft [klager]
Datum 28 augustus 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein (hierna: de directeur)
1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen
a. een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een strafcel, vanwege het weigeren om mee te werken aan een interne overplaatsing naar afdeling G en het weigeren te zeggen met wie hij problemen heeft op die afdeling, ingaande op 1 november 2021;
b. een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel, vanwege het weigeren om mee te werken aan een interne overplaatsing naar afdeling G en het weigeren te zeggen met wie hij problemen heeft op die afdeling, ingaande op 5 november 2021.
De beklagrechter bij de PI Nieuwegein heeft op 30 december 2021 de klachten gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €175,- (NM2021/1234). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
De directeur heeft beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft de directeur en klager in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft op 16 maart 2023 bij de directeur de stukken van de disciplinaire straf van 5 november 2021 opgevraagd. De reactie van de directeur is op 22 maart 2023 bij het secretariaat van de RSJ binnengekomen. Klager is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Navraag bij het afdelingshoofd wijst uit dat aan klager, voordat hij werd overgeplaatst naar de strafcel, duidelijk is gemaakt waarom hij zou worden overgeplaatst naar afdeling G. Het is onjuist dat de reden pas aan klager zou zijn medegedeeld toen hij al op afdeling G verbleef. Er is geen reden om te twijfelen aan de verklaringen die het afdelingshoofd heeft gedaan. Klager is in het kader van de doorplaatsing overgeplaatst naar afdeling G. Hij heeft hier geen nadeel van ondervonden. Afdeling G is kleiner en rustiger dan afdeling F en valt onder hetzelfde regime.
Standpunt van klager
Klager heeft zijn standpunt in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat de directeur in de motivering van het beroepschrift alleen de disciplinaire straf van 1 november 2021 noemt. Zij begrijpt hieruit dat het beroep uitsluitend is gericht tegen de gegrondverklaring van beklag a. De beroepscommissie zal dan ook alleen daarover oordelen.
Op grond van artikel 51, eerste lid, in verbinding met artikel 50, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), kan de directeur een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een strafcel voor ten hoogste twee weken, indien een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.
Aan klager is een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een strafcel opgelegd, vanwege het weigeren mee te werken aan een interne overplaatsing en het weigeren te verklaren over personen met wie hij problemen zou hebben. Het weigeren mee te werken aan opdrachten van het personeel levert in beginsel strafwaardig gedrag op.
Uit het schriftelijk verslag volgt dat klager op 31 oktober 2021 is medegedeeld dat hij op 1 november 2021 zou worden overgeplaatst naar afdeling G. Hij wilde daaraan niet meewerken. Klager gaf aan daar vijanden te hebben, maar hij wilde geen namen noemen. Een dag later wilde hij nog steeds niet meewerken. Naar het oordeel van de beroepscommissie waren de opdrachten van het personeel op het moment van het opleggen van de disciplinaire straf niet evident onredelijk, zodat klager kan worden verweten dat hij daaraan niet meewerkte.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen voor zover in beroep aan de orde en beklag a. alsnog ongegrond verklaren. De beroepscommissie ziet hierin aanleiding om de aan klager toegekende tegemoetkoming te matigen. Zij zal de hoogte van de tegemoetkoming vaststellen op €125, .
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde en verklaart beklag a. alsnog ongegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €125,-.
Deze uitspraak is op 28 augustus 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.
secretaris voorzitter