nummer: 08/87/GA
betreft: [klager] datum: 25 juli 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.R. Weening, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 3 januari 2008 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.)/ISD Rotterdam, betreffende een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen teneinde nader
onderzoek te verrichten in verband met aangetroffen papieren/kaarten bij klager dan wel op zijn cel,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 17 maart 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman voornoemd, en de heer [...], unit-directeur bij voormeld h.v.b./ISD.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de ordemaatregel is opgelegd door het afdelingshoofd [...] die bij ministeriele beschikking van 11 mei 2007 is aangewezen als plaatsvervanger van de directeur als bedoeld in artikel 3, derde
lid, van de Pbw onder de volgende voorwaarden:
’(-) 2. De volgende beslissingen zijn uitsluitend voorbehouden aan de directeur zelf:
a. de onderbrenging van een kind in de inrichting, bedoeld in artikel 12, tweede en vijfde lid, Pbw;
b. het gedogen van een geneeskundige behandeling, bedoeld in artikel 32 Pbw;
c. de bevestiging van mechanische middelen en de verlenging daarvan, bedoeld in artikel 33, eerste lid onderscheidenlijk derde lid, Pbw;
d. het vaststellen van huisregels, bedoel in artikel 5, eerste lid, Pbw.
3. De heer [A] volgt een cursus detentierecht (voor directieleden). (-)
4. De door de heer [A] opgemaakte beslissingen tot het opleggen van disciplinaire straffen worden besproken met de directeur.(-)’
Dit betekent dat de meest voorkomende bevoegdheden, namelijk de oplegging van een disciplinaire straf en het nemen van ordemaatregelen, worden overgedragen aan een afdelingshoofd.
De beroepscommissie is van oordeel dat een beperkte aanwijzing van een afdelingshoofd als plaatsvervangend directeur met uitsluitend de bedoeling het opleggen van een disciplinaire straf en het nemen van bepaalde ordemaatregelen mogelijk te maken niet
strookt met de bedoeling van de wet, meer in het bijzonder de artikelen 3 en 5 van de Pbw en de Memorie van toelichting op de Pbw. De aanvullende voorwaarden met betrekking tot het volgen van een cursus en het achteraf melden van de beslissingen aan de
directeur doen hier niet aan af. Nu een deugdelijke grondslag aan de ordemaatregel is komen te ontvallen, moet de opgelegde maatregel nietig worden verklaard.
De uitspraak van de beklagcommissie zal dan ook worden vernietigd, het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard en aan klager zal voor het door hem ondervonden ongemak na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.
2. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat klager een tegemoetkoming toekomt van € 70,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 25 juli 2008
secretaris voorzitter