Nummer 21/23553/GA
Betreft [klager]
Datum 30 mei 2023
Uitspraak van de beroepsrechter van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden (hierna: de directeur)
1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel, met cameratoezicht, voor de duur van veertien dagen, vanwege klagers psychische gemoedstoestand, ingegaan op 23 juli 2021.
De beklagcommissie bij de PI Leeuwarden heeft op 1 oktober 2021 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €10,- (LW-2021-325). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepsrechter heeft de directeur, klager en zijn raadsvrouw mr. P.M. Breukink in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De beoordeling
Op grond van artikel 57, eerste lid, aanhef en onder c en j, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) stelt de directeur de gedetineerde in de gelegenheid te worden gehoord, zoveel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal, voordat hij beslist over een ordemaatregel van plaatsing in afzondering, met toepassing van cameratoezicht, als bedoeld in de artikelen 24, eerste lid, en 24a, eerste lid, van de Pbw.
De directeur heeft in beroep toegelicht dat hij klager niet heeft gehoord omdat klager door de gedragsdeskundige is gezien, de directeur dit van toegevoegde waarde acht gelet op klagers psychische toestandsbeeld en de directeur dit advies heeft gevolgd.
Naar het oordeel van beroepsrechter miskent de directeur daarmee dat het voorafgaand aan de beslissing horen van klager uitdrukkelijk aan de directeur of zijn plaatsvervanger is voorbehouden (zie RSJ 7 augustus 2002, 02/0507/GA en RSJ 18 januari 2023, 23/31464/SGA). Voorts behoort de oplegging van cameratoezicht niet tot de limitatieve opsomming van artikel 57, derde lid, van de Pbw op grond waarvan het horen achterwege kan blijven indien de vereiste spoed zich daartegen verzet of de gemoedstoestand van de gedetineerde daaraan in de weg staat (vgl. RSJ 10 december 2021, R-20/8084/GA).
Gelet op het voorgaande had de directeur klager voorafgaand aan het opleggen van de ordemaatregel van plaatsing in afzondering met cameraobservatie moeten horen. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepsrechter dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
3. De uitspraak
De beroepsrechter verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.
Deze uitspraak is op 30 mei 2023 gedaan door mr. drs. F.A.M. Bakker, beroepsrechter, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.
secretaris voorzitter