Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1677/GV, 22 juli 2008, beroep
Uitspraakdatum:22-07-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1677/GV

betreft: [klager] datum: 22 juli 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.I.A. Schröder, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 juli 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. D.I.A. Schröder om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De beslissing van de selectiefunctionaris is onjuist, althans onvoldoende gemotiveerd en onzorgvuldig genomen. Omdat klager twee taakstraffen niet heeft verricht zijn deze omgezet in hechtenis. Klager
had een goede reden voor het niet verrichten van de taakstraffen. Hij kon de taakstraffen niet verrichten omdat hij in die periode werd afgeperst. Hij diende wekelijks hoge geldbedragen te betalen aan de familie [...]. Als hij dat niet zou doen, zouden
hij en zijn gezin niet veilig zijn. In deze zaak vindt inmiddels strafvervolging plaats. Klager heeft zoveel mogelijk geld moeten verdienen om de afpersers te betalen in verband met de veiligheid van zijn gezin. Klager was niet bekend met de
openstaande
vervangende hechtenis en de Lex Mulderzaak. Hij heeft de mogelijkheid om de openstaande geldboetes te betalen. Niet redelijk is om deze zaken aan strafonderbreking in de weg te laten staan. Het is voor klager niet mogelijk om een zaakwaarnemer aan te
stellen. Hij heeft samen met zijn verloofde een schilderbedrijf. Klager vervult een centrale rol, omdat hij hoofdschilder is. Zijn verloofde houdt zich bezig met de financiën en de administratie en klager houdt zich bezig met de klanten. Geen van
klagers werknemers, noch zijn verloofde heeft dezelfde kennis of bevoegdheden als klager. Hij heeft de leiding over het bedrijf en is onmisbaar. Sinds klagers detentie liggen de werkzaamheden stil. Het is voor klager ook financieel niet mogelijk om een
zaakwaarnemer aan te stellen. Het is weliswaar een goedlopend bedrijf maar nog niet winstgevend. Het ziet er naar uit dat het bedrijf afstevent op een faillissement. Klagers vorige bedrijf is door omstandigheden failliet gegaan. Het is van zeer groot
belang dat dit bedrijf wel blijft voortbestaan. Klagers gezin is afhankelijk van de inkomsten uit het bedrijf. Zijn verloofde staat er nu alleen voor. Dit valt haar lichamelijk en geestelijk zeer zwaar. Klager en zijn gezin hebben er groot belang bij
dat hij thuis en binnen het bedrijf orde op zaken kan stellen. Met name binnen het bedrijf dient een en ander geregeld te worden zodat het bedrijf gedurende klagers detentie voortgezet kan worden.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager dient twee maanden vervangende hechtenis uit te zitten in verband met niet verrichte taakstraffen. Op het moment dat betrokkene zich niet aan de voorwaarden van zijn taakstraf houdt, weet hij wat hiervan de consequentie is. Daarnaast heeft hij
een subsidiaire hechtenis van vijf dagen omdat hij zijn boete niet heeft betaald en een Lex Mulder omdat hij eveneens een andere boete niet heeft betaald. Kortom klager is verwijtbaar arrestant. Daarnaast kan hij zo lang zijn detentie duurt een
zaakwaarnemer aanstellen. Gesteld is dat klager de taakstraffen niet kon verrichten, omdat hij afgeperst werd. Hij had in dat geval contact kunnen opnemen met de reclassering voor een oplossing. Er is geen sprake van een bijzondere omstandigheid voor
wat betreft klagers persoonlijke omstandigheden, die tot het verlenen van een strafonderbreking zou dienen te leiden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat vervangende hechtenis voor de duur van respectievelijk twee maanden en twee weken en twee maanden. De wettelijk vroegst mogelijke einddatum valt op of omstreeks 12 oktober 2008. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis
van vijf dagen en zeven dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de
persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
Op grond van artikel 38 van de Regeling kan strafonderbreking éénmalig worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. Daarbij dient dan onder meer te worden aangetoond dat de persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is. De
beroepscommissie acht die noodzaak niet aannemelijk geworden. Reden voor dat oordeel is gelegen in de omstandigheid dat klager wist, althans had moeten weten, dat hij door het niet verrichten van twee taakstraffen vervangende hechtenis diende uit te
zitten. Door geen voorbereidingen te treffen voor zijn vervanging tijdens detentie, terwijl klager heeft gesteld werknemers te hebben, heeft klager zichzelf in deze voor hem zeer vervelende situatie gebracht en kan niet meer gesproken worden van een
dringende omstandigheid van zakelijke aard.
Nu ook niet is gebleken van andere bijzondere omstandigheden die zouden nopen tot strafonderbreking is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk
of onbillijk kan worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. Th.E.M. Wijte en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 22 juli 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven