Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24535/GA, 11 september 2023, beroep
Uitspraakdatum:11-09-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer           21/24535/GA

    

           

Betreft [klager]

Datum  11 september 2023

 

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van vier dagen, waarvan twee dagen opsluiting in een strafcel en twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege medeverantwoordelijkheid voor het gooien van een hoekanker naar een medewerker van de arbeid, ingaande op 8 september 2021.

De beklagrechter bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen heeft op 29 november 2021 het beklag ongegrond verklaard (Eh 2021-447). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. D.N.A. Brouns, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de locatie Norgerhaven (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft het hoekanker niet gegooid en is ten onrechte gesanctioneerd. Hij heeft ook niet gezien wie het hoekanker wel heeft gegooid. Klager is in de afgelopen drie jaar nimmer gesanctioneerd. Het past niet bij klagers detentieverloop om soortgelijk gedrag te vertonen. Tijdens de beklagzitting heeft de directeur aangegeven dat hij er niet vanuit gaat dat klager heeft gegooid, omdat hij anders niet voor deze relatief korte periode zou zijn gestraft. De uitspraak van de beklagrechter is onjuist, onvoldoende gemotiveerd en onzorgvuldig.
 

Standpunt van de directeur

De directeur blijft bij wat hij in het verweerschrift naar voren heeft gebracht. Ter aanvulling heeft de directeur een foto van een soortgelijk hoekanker gevoegd.

 

3. De beoordeling

Klager heeft een disciplinaire straf opgelegd gekregen wegens een incident op de arbeid, waarbij een ijzeren hoekanker in de richting van de werkmeester is gegooid.

Uit de stukken leidt de beroepscommissie af dat de directeur aannemelijk vindt dat het hoekanker is gegooid door een van de vier gedetineerden die belast waren met het inpakken van zwart gecoate ijzeren hoekankers en die samen aan een tafel zaten. Klager was een van die vier gedetineerden. De directeur schetst in de schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf en het verweerschrift dat voorafgaand aan het incident al enige tijd sprake was van een verstoorde relatie op de arbeid. Zo was sprake van het niet opvolgen van aanwijzingen van de werkmeesters of het met vertraging uitvoeren van opgedragen werkzaamheden. Klager zou in dat verband in negatieve zin een voortrekkersrol hebben ingenomen.

Op 8 september 2021 stelde de werkmeester een vraag aan de gedetineerden die belast waren met het inpakken van de hoekankers. De gedetineerden reageerden niet op de vraag, waarop de werkmeester wegliep. Vervolgens zag de werkmeester in zijn ooghoeken op schouderhoogte iets zwarts voorbijvliegen. Dat bleek een van de zwart gecoate hoekankers. De werkmeester en later een collega spraken de vier gedetineerden hierop aan, maar er kwam geen antwoord op de vraag wie het hoekanker zou hebben gegooid. Aan alle vier de gedetineerden is daarop individueel rapport aangezegd. Vlak daarna is aan alle vier de gedetineerden opnieuw rapport aangezegd, wegens het niet opvolgen van aanwijzingen.  

De directeur meent dat het gooien van het hoekanker moet worden gezien als een grote verstoring van de orde en veiligheid binnen de inrichting. Dat geldt temeer omdat de werkmeester gelet op de afstand en de kracht waarmee het hoekanker is gegooid letsel had kunnen oplopen. Het gooien van het hoekanker staat ver af van het werken aan re-integratiedoelen en kan worden gezien als een (poging tot) mishandeling en/of intimidatie. Klager heeft ontkend het hoekanker te hebben gegooid en/of iets te hebben gezien en heeft het voorval gebagatelliseerd. De manier waarop klager de verantwoordelijkheid buiten zichzelf legde gaf de directeur aanleiding voor verregaande maatregelen, aldus de directeur. Nu klager en de medegedetineerden geen van allen schuld hebben bekend, wordt het aannemelijk geacht dat klager medeverantwoordelijk is voor de opmaat naar het incident en het incident zelf.

De beroepscommissie is met de beklagrechter van oordeel dat met het gooien van een hoekanker in de richting van een werkmeester sprake is geweest van een incident dat onverenigbaar is met de orde en veiligheid in de inrichting, als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). In artikel 51, vijfde lid, van de Pbw staat dat geen straf kan worden opgelegd, indien de gedetineerde voor het begaan van een feit als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw niet verantwoordelijk kan worden gesteld. Er moet sprake zijn van individuele verwijtbaarheid (vgl. RSJ 16 juli 2007, 07/1033/GA en RSJ 7 juli 2006, 06/0189/GA). Het is daarom de vraag of klager voor het gooien van het hoekanker verantwoordelijk kan worden gehouden.

Het is niet duidelijk geworden wie van de gedetineerden het hoekanker heeft gegooid. Klager ontkent te hebben gegooid en iets te hebben gezien of gehoord. De beroepscommissie komt tot de conclusie dat ten aanzien van het gooien van het hoekanker in dit geval geen individuele verwijtbaarheid van klager kan worden aangenomen. Dat maakt dat het opleggen van de disciplinaire straf als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €45,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €45,-.

 

 

Deze uitspraak is op 11 september 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. M. Simpelaar, secretaris.

 

 

 

secretaris         voorzitter

Naar boven