Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30321/GV, 22 mei 2023, beroep
Uitspraakdatum:22-05-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/30321/GV

 

Betreft [klager]

Datum 22 mei 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 3 november 2022 klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen. Verweerder heeft in diezelfde beslissing aan klager begeleid incidenteel verlof verleend.

 

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager had al eerder begeleid incidenteel verlof gehad om zijn vader te bezoeken. Dit verlof is zonder incidenten verlopen. Een vervolgstap, onbegeleid verlof in welke vorm dan ook, is passend. Klager heeft gedurende zijn gehele detentie in het plusprogramma verbleven. Er is geen sprake van relevante slachtofferwensen. De reclassering heeft, ondanks de geconstateerde risico’s op 26 september 2022, positief geadviseerd ten aanzien van klagers deelname aan een penitentiair programma (PP). Het valt niet in te zien waarom verweerder dit advies aanhaalt ter rechtvaardiging van permanente begeleiding tijdens een eenmalig, kortdurend verlof.

 

Klager komt in aanmerking voor kortdurend re-integratieverlof. Verweerder heeft de afwijzing van het verzoek hiertoe niet anders onderbouwd dan door te stellen dat er sprake is van een omstandigheid op grond waarvan incidenteel verlof kan worden verleend. Het is niet duidelijk op welke weigeringsgrond het verzoek is afgewezen. Reeds hierom moet het beroep gegrond worden verklaard.

 

Uit de toelichting op artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) volgt dat begeleiding is geregeld om ook incidenteel verlof te kunnen verlenen ‘gedetineerden uit inrichtingen met een hoger niveau van beveiliging’ (Scrt. 1998, nr. 247, p. 10). Klager valt niet in deze categorie. Verder valt niet in te zien waarom niet met elektronisch toezicht kan worden volstaan.

 

Verweerder had klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof moeten toewijzen of het incidenteel verlof zonder begeleiding moeten verlenen.

 

Standpunt van verweerder

Verweerder verwijst naar de adviezen van het Openbaar Ministerie (OM) en de vrijhedencommissie. De reclassering heeft weliswaar positief geadviseerd over het verlenen van verlof, maar zij heeft ook gewezen op klagers uitgebreide delictverleden, de problemen op meerdere leefgebieden, de aanwijzingen voor psychosociale problematiek en negatieve ervaringen tijdens eerdere reclasseringscontacten. Daardoor worden het recidiverisico en het risico op letselschade ingeschat als ‘hoog-gemiddeld’ en het risico op onttrekking als ‘gemiddeld’.

 

Klager is in 2021 veroordeeld voor een zeer ernstig geweldsdelict. Dit feit zou hij hebben gepleegd tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis die hij op dat moment onderging voor een feit dat hij dan weer zou hebben gepleegd tijdens de voorwaardelijke invrijheidsstelling (v.i.) van weer een ander feit. Klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof kon in redelijkheid worden afgewezen op grond van artikel 4, aanhef en onder b en d, van de Regeling.

 

Klagers verzoek had meer het karakter van incidenteel verlof (omgekeerd bezoek). Dat het contact met de familie in z’n algemeenheid ook kan bijdragen aan een succesvolle re¬-integratie, doet daar niet aan af. Verweerder heeft daarom incidenteel verlof verleend, maar – vanwege de ernst van de delicten en de hoge risico’s – hieraan de voorwaarde verbonden dat klager wordt begeleid door de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O). De geschetste risico’s kunnen onvoldoende worden ondervangen door elektronisch toezicht. Bij alle instanties bestaan zorgen over klager zolang hij geen behandeling ondergaat. Tot die tijd vormen de risico’s een contra-indicatie voor onbegeleide vrijheden.

 

Klagers gestelde goede gedrag in de inrichting en het eerdere goed verlopen, begeleide verlof zijn onvoldoende zwaarwegend om tot een andere conclusie te komen.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 19 februari 2021 gedetineerd. Hij is voorlopig gehecht vanwege een niet-onherroepelijk opgelegde gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek, wegens medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing. De fictieve einddatum van klagers detentie is – uitgaande van het verlenen van v.i. in deze zaak – momenteel kennelijk bepaald op 9 juni 2023.

 

Kortdurend re-integratieverlof of incidenteel verlof?

Klager heeft verzocht om kortdurend re-integratieverlof. Verweerder heeft dit afgewezen, maar klager wel (begeleid) incidenteel verlof verleend. De beroepscommissie begrijpt dat verweerder vanwege de aard van het verzoek óók naar de mogelijkheid van incidenteel verlof heeft gekeken, maar nu klager zelf specifiek heeft verzocht om kortdurend re-integratieverlof en het ook niet is uitgesloten dat klager zijn vader in dat kader bezoekt (omdat dit nuttig is voor zijn re-integratie), had op zichzelf ook kortdurend re-integratieverlof kunnen worden verleend.

 

Wat daar ook van zij, nu aan klager wel incidenteel verlof is verleend, is de vraag of het verlof begeleid of onbegeleid had moeten worden verleend feitelijk nog het enige punt van discussie. De titel waarop het verlof wordt verleend, maakt in dit geval – voor zover bekend – verder immers feitelijk geen verschil (voor bijvoorbeeld de duur van het verlof). De beroepscommissie zal zich daarom beperken tot deze vraag.

Begeleid verlof

De beroepscommissie vindt het niet onredelijk dat het verlof onder begeleiding diende plaats te vinden, gelet op de geconstateerde risico’s. Weliswaar verblijft klager in een inrichting met een normaal beveiligingsniveau, maar in de Regeling is niet bepaald dat begeleiding uitsluitend kan plaatsvinden bij gedetineerden die in een inrichting met een hoger beveiligingsniveau zijn gedetineerd, ook al is dat gelet op de toelichting, die de raadsman heeft aangehaald, (destijds) kennelijk wel het uitgangspunt geweest. De beroepscommissie is hier in eerdere jurisprudentie overigens ook niet van uitgegaan.

 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 22 mei 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. L.C.P. Goossens, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven