Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/32840/GV, 15 mei 2023, beroep
Uitspraakdatum:15-05-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/32840/GV

    

           

Betreft [klager]

Datum 15 mei 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 23 maart 2023 klagers verzoek om incidenteel verlof afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. S.N.M. Lousberg, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft samen met zijn tandarts in 2021 een behandelplan opgesteld ten behoeve van het verbeteren van zijn gebit. Onlangs is hij pijn en ongemak gaan ervaren aan zijn gebit. De inrichtingstandarts heeft geconstateerd dat er een brug los zit. Ook zit er een kroon los waarna er een ontsteking is ontstaan. Klagers eigen tandarts heeft aangegeven dat er verschillende ingrepen nodig zijn om de klachten te verhelpen. Klagers tandarts biedt garantie op tandheelkundige reconstructies indien hij zelf deze ingrepen heeft verricht. Deze garantie vervalt dus als de inrichtingstandarts de ingreep verricht.

De inrichtingstandarts zou te kennen hebben gegeven dat hij de behandelingen niet kan uitvoeren. Uit het medisch dossier van de inrichting volgt dat de inrichtingstandarts de problemen kan verhelpen door de elementen te vervangen door een partiële gebitsprothese. Hierbij wordt uitdrukkelijk vermeld dat implantologische behandelingen en kroon- en brugwerk buiten het verstrekkingenpakket van de Dienst Justitiële Inrichtingen vallen. De inrichtingsarts kan dus niet dezelfde behandeling verrichten als klagers eigen tandarts, nu deze behandelingen niet vergoed worden.

Daarbij komt dat de inrichtingsarts zou hebben aangegeven dat hij nimmer om advies is gevraagd ten behoeve van klagers verzoek om incidenteel verlof, terwijl dit gelet op het bepaalde in artikel 28, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) een vereiste is.

In het bijzonder de European Prison Rules en de Nelson Mandela Rules laten zich uit over de rechten van gedetineerden ten aanzien van medische zorg. Voor klager is er een evidente noodzaak tot medische behandeling bij zijn tandarts en die noodzaak mag niet worden genegeerd. Dit gebeurt echter wel door zijn verzoek om incidenteel verlof af te wijzen en dat is in strijd met de Nelson Mandela Rules. Tot slot is klagers voorlopige hechtenis meermaals geschorst ten behoeve van de behandelingen bij zijn tandarts. Deze verloven zijn telkens zonder problemen verlopen.

 

Standpunt van verweerder

Uit klagers verzoek blijkt vooral de wenselijkheid van een behandeling bij zijn eigen tandarts, maar de noodzaak hiervan wordt niet aangetoond. Voorts heeft de tandarts die aan de inrichting is verbonden aangegeven dat hij de behandeling zelf kan uitvoeren. Van een verwijzing als bedoeld in artikel 28 van de Regeling is dan ook geen sprake. Dat hierdoor mogelijk de garantie op het gebit vervalt doet hier niet aan af.

Verweerder heeft contact opgenomen met de inrichting en een en ander door de casemanager bij de inrichtingsarts, -tandarts en het Hoofd Zorg laten uitzoeken. Hieruit is naar voren gekomen dat alle noodzakelijke behandelingen in de inrichting kunnen worden uitgevoerd. Klager weigert dit echter. Tevens blijkt dat klager wel degelijk een afspraak heeft gehad bij de tandarts in de inrichting en dat deze een behandelplan heeft opgesteld. Er bestaat (op dit moment) geen noodzaak om klager door te verwijzen naar een externe tandartsenpraktijk. Zodra deze noodzaak ontstaat, is de tandarts wettelijk gezien verplicht klager door te verwijzen.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 19 mei 2020 gedetineerd. Hij is voorlopig gehecht vanwege een niet-onherroepelijk opgelegde gevangenisstraf van negen jaar met aftrek, wegens deelname aan een criminele organisatie en handelen in strijd met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. De fictieve einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 2 juni 2029.

In artikel 21 van de Regeling staat dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Op grond van artikel 28 van de Regeling kan, voor zover in onderhavige zaak relevant, incidenteel verlof voor tandheelkundige behandeling alleen worden verleend na verwijzing door de inrichtingsarts.

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof, omdat hij zijn tandarts wenst te bezoeken. Klager heeft gebitsklachten en wenst de benodigde behandeling te laten verrichten door zijn eigen tandarts.

De beroepscommissie stelt vast dat van een verwijzing door de inrichtingsarts voor een tandheelkundige behandeling geen sprake is. Uit de stukken blijkt immers dat alle noodzakelijke behandelingen in de inrichting kunnen worden uitgevoerd. Daarvoor heeft de inrichtingstandarts ook een behandelplan opgesteld. Klager weigert deze behandeling echter, omdat daarmee de garantie op zijn gebit komt te vervallen. De beroepscommissie acht dit echter van onvoldoende zwaarwegend belang om op grond daarvan incidenteel verlof aan klager te verlenen.

De beroepscommissie stelt evenwel ook vast dat de door de inrichtingsarts voorgestelde behandeling verschilt van die van klagers eigen tandarts. De beroepscommissie wijst in dit verband op artikel 42, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet. Daarin is bepaald dat de gedetineerde het recht heeft op raadpleging, voor eigen rekening, van een arts van zijn keuze. De directeur stelt in overleg met de gekozen arts de plaats en het tijdstip van de raadpleging vast. In de toelichting op dit artikel staat dat deze arts doorgaans de huisarts zal zijn, maar dat de wet de consultatie niet tot deze beroepsgroep beperkt. Het recht betreft slechts dat op raadpleging. Het zal voor de hand liggen dat een in consult geroepen arts over een door hem voorgestane wijze van behandeling collegiaal overleg voert met de inrichtingsarts. Gelet hierop staat het klager vrij zijn eigen tandarts in consult te roepen, zodat zijn tandarts en de inrichtingstandarts wellicht met elkaar in overleg kunnen treden omtrent de behandeling van klagers gebit.

Vooralsnog is de beroepscommissie echter van oordeel dat niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 28, eerste lid, van de Regeling en dat van een noodzaak tot het verlenen van incidenteel verlof daarom geen sprake is. Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 15 mei 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. L.C.P. Goossens, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven