nummer: 08/946/GA
betreft: [klager] datum: 18 juli 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.C.M. Welten, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 11 april 2008 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring/ISD (h.v.b./ISD) Rotterdam,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormeld h.v.b./ISD in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van een aantal broeken.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Toen klager in het h.v.b./ISD Rotterdam zat, is, kort voor een overplaatsing, door een medewerker van de inrichting een aantal bezittingen van klager opgehaald bij het Leger des Heils. Die bezittingen zijn aan klager uitgereikt maar daarbij ontbrak een
achttal broeken. Hoewel op zich valt te prijzen dat de inrichting uit humane overwegingen besluit klagers eigendommen op te halen, dienen de medewerkers van de inrichting in een dergelijk geval wel de nodige zorgvuldigheid in acht te nemen. Het zou
goed
zijn geweest indien er een lijst van bij het Leger des Heils ontvangen goederen was gemaakt. Door niet een dergelijke lijst op te maken, komt de vermissing voor rekening en risico van de inrichting. Klager kan zich niet vinden in de beslissing van de
beklagcommissie en verzoekt de beroepscommissie hem, naast een gegrondverklaring van het beklag, een tegemoetkoming toe te kennen als schadevergoeding voor de vermiste eigendommen.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Het is aan klager om aannemelijk te maken dat zich in het kluisje bij het Leger des Heils de onderhavige kledingstukken bevonden. De enkele stelling dat die daarin hebben gezeten is daarvoor onvoldoende. De eis van de raadsman, inhoudende dat de
directeur zorg had moeten dragen voor een lijst van bij het Leger des Heils opgehaalde goederen, is – hoe begrijpelijk ook – in een geval als het onderhavige een te zware eis.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom- voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 18 juli 2008
secretaris voorzitter