Nummer 23/32618/JA
Betreft [klager]
Datum 9 mei 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) De Hunnerberg te Nijmegen (hierna: de directeur)
1. De procedure
Klager, geboren op [geboortedatum] (hierna: klager), heeft, voor zover in beroep aan de orde, beklag ingesteld tegen de plaatsing in afzondering voor de duur van ongeveer vier uur.
De beklagcommissie bij de RJJI De Hunnerberg heeft op 6 maart 2023 het beklag formeel gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €12,50
(H-2022-131). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
De directeur heeft beroep ingesteld tegen het toekennen van een tegemoetkoming
De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsvrouw mr. F. El Makhtari in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
De directeur kan de gegrondverklaring van het beklag volgen, maar is het niet eens met de tegemoetkoming die aan klager is toegekend. Hierdoor wordt de door hem getoonde agressie beloond, terwijl hij geen enkel nadeel heeft ondervonden van het geconstateerde formele gebrek, dat incidenteel van aard is. Daarom wordt verzocht om klager geen tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van klager
De directeur heeft het beroep niet ingediend omdat de motivering van de beklagcommissie onjuist zou zijn. Sterker nog, de directeur erkent het geconstateerde formele gebrek in het handelen van de inrichting. De hiervoor aan klager toegekende tegemoetkoming is geenszins een ‘beloning’, maar een in de wet geregelde voorziening indien het handelen van de inrichting niet correct was. Dat is hier het geval. De tegemoetkoming hangt niet samen met het gedrag van klager. De raadsvrouw heeft de uitspraak van de beklagcommissie aan hem uitgelegd. Hij is zich dus heel bewust van de motivering en de reden van de tegemoetkoming.
3. De beoordeling
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard, omdat sprake is van een ‘formeel gebrek’. De beklagcommissie is tot de conclusie gekomen dat de directeur een verkeerde juridische grondslag heeft gebruikt bij het afzonderen van klager voor de duur van ongeveer vier uur, voordat hem een disciplinaire straf werd opgelegd. In plaats van een ordemaatregel heeft de directeur het zogeheten bewaardersarrest toegepast.
In het kader van het beroep dat de directeur heeft ingesteld, is alleen de aan klager toegekende tegemoetkoming aan de orde. De beroepscommissie kan zich niet buigen over de impliciete ongegrondverklaring van het beklag (met inbegrip van de redenen waarom klager werd afgezonderd), omdat klager daartegen geen beroep heeft ingesteld.
In tegenstelling tot het bewaardersarrest, is het opleggen van een ordemaatregel vanwege het ingrijpende karakter daarvan omkleed met een aantal wettelijke waarborgen, waaronder de hoorplicht en de mededelingsplicht. Deze waarborgen zijn bij klager nu niet in acht genomen, terwijl hij wel in afzondering is geplaatst.
Een tegemoetkoming is bedoeld om het door de jeugdige ondervonden ongemak te compenseren. De beklagcommissie heeft aan klager voor het genoemde verzuim van de directeur €12,50 toegekend. Dit is in lijn met de door de beroepscommissie geformuleerde ‘standaardbedragen tegemoetkoming’. De beroepscommissie kan zich, gelet hierop, verenigen met de toegekende tegemoetkoming. Het beroep van de directeur zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover in beroep aan de orde.
Deze uitspraak is op 9 mei 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, dr. J.G. Vinke en mr. S. Woudman-Bijl, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
secretaris voorzitter