Nummer 21/21734/GA
Betreft [klager]
Datum 12 juli 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft, voor zover in beroep aan de orde, beklag ingesteld tegen de vermissing van zijn goederen.
De beklagrechter bij de locatie Esserheem te Veenhuizen heeft op 4 juni 2021 het beklag ongegrond verklaard (Eh 2020/000388). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. H.E. Berman, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de locatie Esserheem (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Uit de stukken blijkt dat er spullen zijn aangetroffen op klagers cel, waarna hem is verteld dat deze waren opgestuurd na overplaatsing, terwijl de – waardevolle – spullen vervolgens zijn vernietigd. De opgestuurde spullen zijn nooit aangekomen en de inrichting heeft ook niet alles meegestuurd, zonder hierover destijds tekst en uitleg te geven. Klager heeft niet zelf zijn cel mogen ontruimen, waardoor hij is benadeeld. Indien hij dit wel zelf had mogen doen, dan was hij niets kwijtgeraakt. Hij heeft ook een bon aangeleverd van de spullen die volgens de inrichting niet van hem waren.
Klager verzet zich tegen de conclusie van de inrichting dat “het aannemelijk is dat de baardtrimmers en de Xbox vanuit de PI Veenhuizen – Esserheem zijn verstuurd”. Dit is niet aannemelijk, want ze zijn nooit aangekomen. De inrichting heeft niets gezegd over de wijze van versturen en waar het mis kan zijn gegaan. Daarnaast valt op dat op het ontruimingsverslag speciale aantekeningen bij de Xbox en tondeuse staan. Bij de Xbox staat “NA”. Onderaan het ontruimingsverslag staat ook “spelletjescomputer controleren”. Bewijs voor het verzenden vanuit de Binnenkomst Afdeling Delinquenten (BAD) is er vervolgens niet.
Klager verzet zich tevens tegen het feit dat de niet ingevoerde kleding is vernietigd. Er is een stuk van de huisregels uitgelicht, waarin staat dat niet in te voeren spullen voor zes maanden bij de BAD blijven liggen als je ze niet ophaalt, waarna ze worden vernietigd. Het had echter op de weg van de inrichting gelegen deze spullen naar de BAD van de nieuwe inrichting te sturen, nu hen welbekend was dat klager de spullen niet kon ophalen omdat hij langdurig gedetineerd is. Ook lag de sleutel van de kluis, waarmee de spullen eventueel konden worden opgehaald door iemand anders, op cel in de locatie Esserheem. Klager heeft daar na zijn overplaatsing niet meer de beschikking over gehad, waardoor de spullen tevens niet door een ander konden worden opgehaald.
Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van de directeur
Klager heeft op 9 juni 2021 pro forma beroep ingesteld en nog geen aanvullende gronden aangevoerd. Uit artikel 69, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet volgt dat een ingesteld beroep met redenen omkleed dient te worden. Aan dit vereiste heeft klager niet voldaan. Een reactie zou daarom neerkomen op een herhaling van de in het verweerschrift van 20 oktober 2020 en 19 maart 2021 weergegeven opvattingen.
3. De beoordeling
Klager heeft zich, voor zover in beroep aan de orde, op 17 september 2020 beklaagd over het feit dat hij diverse goederen mist, zoals een Playstation met controller, een Xbox met zestien spellen en twee controllers, een ventilator, twee baardtrimmers, een T-shirt en een leren vest.
Klagers cel is overeenkomstig de circulaire voorwerpen van ingeslotenen ontruimd door twee inrichtingsmedewerkers en daarvan is een verslag opgemaakt. Uit dit ontruimingsverslag blijkt dat de door klager als vermist opgegeven ventilator niet is vermeld. Daarnaast blijkt uit de door de directeur gegeven toelichting dat de ventilator niet is opgestuurd, omdat deze niet aan klager, maar aan de inrichting toebehoort. De enkele stelling van klager dat deze ventilator wel degelijk zijn eigendom is, maakt, naar het oordeel van de beroepscommissie, niet dat aan het verhaal van de directeur moet worden getwijfeld. Klager heeft zijn stelling niet (feitelijk) onderbouwd.
Ten aanzien van de door klager als vermist opgegeven baardtrimmers, overweegt de beroepscommissie als volgt. Op het ontruimingsverslag staan twee baardtrimmers vermeld. Uit het proces-verbaal van het rogatoir verhoor van 15 januari 2021 maakt de beroepscommissie op dat klager heeft verklaard drie baardtrimmers te hebben gehad, waarvan hij er één in de PI Zwolle heeft ontvangen. Op 19 maart 2021 is door de directeur aangegeven dat, na navraag bij de BAD, is gebleken dat klager, blijkens de goederenregistratielijst, één tondeuse – de beroepscommissie begrijpt baardtrimmer – op zijn naam had staan. De tweede aangetroffen tondeuse – de beroepscommissie begrijpt baardtrimmer – was niet verzegeld en stond niet op naam van klager. Om die reden is deze tondeuse in beslag genomen en niet verzonden naar de PI Zwolle. Dit komt de beroepscommissie niet onredelijk voor.
Met betrekking tot de door klager als vermist opgegeven PlayStation en Xbox, overweegt de beroepscommissie als volgt. Op het ontruimingsverslag staan een spelletjescomputer en controller vermeld. Op het formulier ‘VI/Overplaatsing/Ontslag’ staat vermeld dat klager een Xbox in zijn fouillering had. Uit de toelichtingen van de directeur volgt echter dat zowel de PlayStation als de Xbox niet op naam van klager stonden en dat deze goederen, en toebehoren, hierom in beslag zijn genomen. Voor zover klager stelt dat hij de PlayStation heeft gekocht van een medegedetineerde en dat deze in de BAD op zijn naam is gezet, overweegt de beroepscommissie dat de PlayStation niet op zijn goederenregistratie stond. De beroepscommissie ziet op grond van de stukken geen reden om hieraan te twijfelen.
Tot slot overweegt de beroepscommissie met betrekking tot de door klager als vermist opgegeven kledingstukken als volgt. Uit de bijgevoegde huisregels van de inrichting volgt dat goederen bestemd voor de invoer, die niet zijn toegestaan, opgeslagen worden in de BAD en weer uitgevoerd kunnen worden. Wanneer een gedetineerde niet terugkeert naar de inrichting, worden de spullen uit de verblijfsruimte voor de duur van zes maanden bij de badmeester opgeslagen. Na deze periode worden de spullen vernietigd. De beroepscommissie overweegt dat klager geacht wordt bekend te zijn met deze huisregels. Het is niet gebleken dat klager stappen heeft ondernomen om ervoor te zorgen dat zijn goederen alsnog konden worden uitgevoerd.
Gelet op al het voorgaande is naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende aannemelijk geworden dat de door klager genoemde goederen door toedoen van de directeur van de locatie Esserheem vermist zijn geraakt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met aanvulling en wijziging van de gronden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling en wijziging van de gronden.
Deze uitspraak is op 12 juli 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.
secretaris voorzitter