Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0717/GM, 18 juli 2008, beroep
Uitspraakdatum:18-07-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/717/GM

betreft: [klager] datum: 18 juli 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Flevoland, locatie Almere,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 6 maart 2008 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Klager en de inrichtingsarts zijn uitgenodigd om ter zitting van de beroepscommissie van 30 mei 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, te worden gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Almere heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 17 januari 2008, betreft het niet serieus nemen van de obstipatieklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Klager had vanaf november 2007 obstipatieklachten. De medische dienst heeft deze klachten niet serieus genomen. Na onderzoek aan de buik oordeelde de arts dat er niets aan de hand was. Klager kon echter
een
maand lang niet naar het toilet en de pijn in zijn buik werd steeds heviger. Na een consult van een vervangend arts is klager direct naar het ziekenhuis verwezen. Daarna is klager vervoerd naar het Penitentiair ziekenhuis en zijn de darmen
leeggespoeld.
Klager heeft van 18 december 2007 tot 2 januari 2008 in het Penitentiair ziekenhuis verbleven.
Door een aaneenschakeling van nalatigheid is klagers leven op het spel gezet. De medische dienst van de p.i. Almere heeft nalatig gehandeld. De klachten werden gebagatelliseerd. Aan klager zijn verkeerde medicijnen voorgeschreven. De obstipatieklachten
zijn veroorzaakt door het medicijn Seroquel. Als klagers darmen waren gescheurd, was hij hieraan overleden.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager gebruikt vanaf het moment van binnenkomst medicatie die obstipatie kan veroorzaken en dan gaat het voornamelijk om methadon. Het gebruik van laxerende middelen gebeurt niet standaard bij
methadongebruikers. De laxerende middelen die tijdens de detentie gestart worden zijn gangbaar. Dat geldt ook voor het omzetten van Legendal (lactulose) naar Movicolon (macrogol) bij onvoldoende resultaat. De diagnose overloopdiarree is op 12 december
2007 niet gesteld. De inrichtingsarts ging uit van een normale werking van de medicatie. Van Seroquel zijn obstipatie en gewichtstoename beschreven bijwerkingen bij meer dan 10% van de gebruikers. Dit effect is waarschijnlijk dosisafhankelijk.
Achteraf bekeken is er een traject waarin de darmklachten van klager steeds verder verergeren. De behandelend artsen hebben klager hiervoor in een maand tijd vier maal gezien, wat voor deze niet duidt op nalatigheid of bagatelliseren. Binnen de
werkdiagnose normale obstipatie is de medicatiekeuze gangbaar. De ernst van de obstipatie is niet tijdig gesignaleerd. Binnen de inrichting zullen de verantwoordelijke artsen hierover worden ingelicht, om dit in de toekomst te kunnen voorkomen. Na
terugplaatsing uit het Penitentiair ziekenhuis is klager met regelmaat gevolgd en adequaat behandeld voor zijn darmklachten. De obstipatie kan mede zijn veroorzaakt door het gebruik van medicatie, met name door de hoge dosering methadon. De effecten en
mogelijke bijwerkingen van Seroquel zijn onderkend en advies over de ernst van de bijwerkingen in relatie tot de dosering zijn zorgvuldig afgewogen en overlegd met de psychiater. Het is niet aannemelijk dat de dosering Seroquel de obstipatie geheel kan
verklaren.

3. De beoordeling
Uit de stukken, waaronder het medische dossier, blijkt dat klager op 22 november 2007 een laxerend middel (Legendal) wordt voorgeschreven. Op 6 december 2007 meldt klager dat hij ondanks het gebruik van Legendal al een aantal weken geen ontlasting kan
krijgen, ook al heeft hij drang. Op 6 december 2007 wordt klager door de verpleegkundige onderzocht aan de buik en verwezen naar de inrichtingsarts. Op 7 december 2007 wordt klager door de inrichtingsarts onderzocht aan de buik en krijgt hij Movicolon
voorgeschreven. Klager moet een week later zich weer melden op het spreekuur van de inrichtingsarts voor een evaluatie. Op 12 december 2007 komt klager op het spreekuur en meldt dat hij last heeft van diarree. Op 14 december 2007 meldt klager zich met
dezelfde klachten bij de verpleegkundige. Klager wordt verwezen naar het spreekuur van de inrichtingsarts. Vanwege een transport loopt klager een spreekuurcontact op 17 december 2007 mis. Op 19 december 2007 wordt klager door de inrichtingsarts
onderzocht. Klager wordt verwezen naar het ziekenhuis, alwaar een ernstige obstipatie is geconstateerd (coprostase).

De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de klachten, klager eerder rectaal had moeten worden onderzocht. Het onderzoek is echter beperkt gebleven tot een onderzoek aan de buik, terwijl klager bij herhaling heeft
geklaagd. Reeds op 7 december 2007 was er aanleiding voor de inrichtingsarts rectaal onderzoek te verrichten. Ook de periodes tussen de controles door de inrichtingsarts zijn te lang, tenzij duidelijk is dat er geen sprake is van obstipatie. Omdat
echter geen aanvullend rectaal onderzoek heeft plaatsgevonden, kan de inrichtingsarts hiervan niet uitgaan.
Het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien is de beroepscommissie van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts onzorgvuldig is en derhalve in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal gegrond worden verklaard.
Voor het door klager ondervonden ongemak stelt de beroepscommissie een tegemoetkoming vast van € 35,-.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de p.i. Almere toekomende tegemoetkoming op
€ 35,-.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en R. Vogelenzang, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 18 juli 2008

secretaris voorzitter

Naar boven